1. Toen Jona daar in de buik van de vis zat, bad hij tot zijn Heer God.
2. Hij zei: "Heer, toen ik in nood was, riep ik U om hulp. En U antwoordde mij. Toen ik dacht dat ik zou sterven, schreeuwde ik het uit. En U luisterde naar mij.
3. U had mij in de zee gegooid, in de waterdiepte. De golven sloten zich boven mij.
4. Ik dacht: 'U wil mij nooit meer zien. Zal ik ooit weer in uw heilige tempel komen?'