BasisBijbel

Johannes 11:30-47 BasisBijbel (BB)

30. Jezus was nog niet in het dorp aangekomen. Hij was nog op de plek waar Hij met Marta had gesproken.

31. De Joden die bij Maria in huis zaten om haar te troosten, zagen dat Maria snel opstond en naar buiten ging. Ze liepen haar achterna, omdat ze dachten dat ze naar het graf ging om daar te huilen.

32. Toen Maria bij Jezus kwam, knielde ze bij zijn voeten neer. En ze zei tegen Hem: "Heer, als U hier was geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn!"

33. Toen Jezus haar en de Joden die bij haar waren zo zag huilen, werd Hij in zijn geest boos en verdrietig.

34. Hij vroeg: "Waar hebben jullie hem begraven?" Ze zeiden tegen Hem: "Heer, komt U maar kijken."

35. Jezus huilde.

36. De Joden zeiden: "Kijk eens hoeveel Hij van hem hield!"

37. Maar sommige mensen zeiden: "De ogen van een blinde kon Hij wél genezen. Had Hij er dan óók niet voor kunnen zorgen dat Lazarus in leven bleef?"

38. Jezus werd opnieuw boos en verdrietig in zijn geest en ging naar het graf. Het graf was een grot in de rotsen met een grote steen voor de ingang.

39. Jezus zei: "Haal de steen weg!" Marta, de zus van de dode, zei tegen Hem: "Heer, het stinkt er al, want hij is al vier dagen dood!"

40. Jezus zei tegen haar: "Ik heb je toch gezegd dat je, als je Mij gelooft, zal zien hoe goed en machtig God is?"

41. Toen haalden ze de steen weg. Jezus keek omhoog naar de hemel en zei: "Vader, dank U wel dat U naar Mij heeft geluisterd.

42. Ik weet Zelf wel dat U altijd naar Mij luistert. Maar Ik zeg dit zodat de mensen die om Mij heen staan, zullen geloven dat U Mij heeft gestuurd."

43. Nadat Hij dit had gezegd, riep Hij luid: "Lazarus, kom naar buiten!"

44. En de dode kwam naar buiten. Zijn armen en benen waren nog omwikkeld met grafdoeken en er zat een doek om zijn gezicht. Jezus zei tegen hen: "Maak de doeken los en laat Lazarus naar huis gaan."

45. De Joden die daar waren, zagen wat Jezus had gedaan. Veel van hen geloofden toen in Hem.

46. Maar anderen gingen naar de Farizeeërs en vertelden hun wat Jezus had gedaan.

47. De leiders van de priesters en de Farizeeërs gingen haastig vergaderen. Ze zeiden: "Wat moeten we doen? Want die Man doet heel veel wonderen.