BasisBijbel

Johannes 1:35-44 BasisBijbel (BB)

35. De volgende dag stond Johannes daar weer, met twee van zijn leerlingen.

36. Toen hij Jezus zag lopen, zei hij: "Kijk, daar gaat het Offerlam van God."

37. De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna.

38. Jezus draaide Zich om en zag dat de twee mannen Hem volgden. Hij vroeg hen: "Wat zoeken jullie?"

39. Ze zeiden tegen Hem: "Meester, waar woont U?"

40. Hij zei tegen hen: "Kom mee, dan kunnen jullie het zien." Ze gingen mee en zagen waar Hij woonde. De rest van de dag bleven ze bij Hem. Het was toen ongeveer vier uur.

41. Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van hen.

42. Hij zocht zijn broer Simon op en zei tegen hem: "We hebben de Messias gevonden!" 'Messias' wordt vertaald met 'Christus.' En hij bracht hem naar Jezus.

43. Jezus keek hem aan en zei: "Jij bent Simon, de zoon van Jona. Ik ga jou voortaan Cefas noemen." Vertaald is dat: Petrus.

44. De volgende dag wilde Jezus naar Galilea vertrekken. Maar eerst zocht Hij Filippus op. Jezus zei tegen hem: "Volg Mij."