BasisBijbel

Johannes 1:30-48 BasisBijbel (BB)

30. Dit is de Man van wie ik zei dat Hij belangrijker is dan ik. Want Hij was er al voordat ik werd geboren.

31. Tot nu toe had ik Hem nog nooit gezien. Maar om Hém ben ik gekomen. Ik ben gekomen om Hem aan de Israëlieten bekend te maken en om hen in water te dopen."

32. Johannes vertelde wat hij had zien gebeuren [ toen hij Jezus doopte ]: "Ik zag dat de Heilige Geest als een duif neerdaalde uit de hemel en op Hem bleef.

33. Vóórdat dat gebeurde, wist ik nog niet dat Hij het was. Maar toen God mij stuurde om mensen met water te gaan dopen, had Hij tegen mij gezegd: 'De Man op wie je de Heilige Geest ziet komen en op Hem blijven, is de Man die met de Heilige Geest zal dopen.'

34. Ik heb dit zien gebeuren en ik zeg jullie dat deze Man de Zoon van God is."

35. De volgende dag stond Johannes daar weer, met twee van zijn leerlingen.

36. Toen hij Jezus zag lopen, zei hij: "Kijk, daar gaat het Offerlam van God."

37. De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna.

38. Jezus draaide Zich om en zag dat de twee mannen Hem volgden. Hij vroeg hen: "Wat zoeken jullie?"

39. Ze zeiden tegen Hem: "Meester, waar woont U?"

40. Hij zei tegen hen: "Kom mee, dan kunnen jullie het zien." Ze gingen mee en zagen waar Hij woonde. De rest van de dag bleven ze bij Hem. Het was toen ongeveer vier uur.

41. Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van hen.

42. Hij zocht zijn broer Simon op en zei tegen hem: "We hebben de Messias gevonden!" 'Messias' wordt vertaald met 'Christus.' En hij bracht hem naar Jezus.

43. Jezus keek hem aan en zei: "Jij bent Simon, de zoon van Jona. Ik ga jou voortaan Cefas noemen." Vertaald is dat: Petrus.

44. De volgende dag wilde Jezus naar Galilea vertrekken. Maar eerst zocht Hij Filippus op. Jezus zei tegen hem: "Volg Mij."

45. Filippus woonde in Betsaïda, de stad waar ook Andreas en Petrus woonden.

46. Filippus ging naar Natanaël en zei tegen hem: "We hebben de Man gevonden over wie Mozes en de profeten hebben geschreven! Hij heet Jezus en Hij is de zoon van Jozef uit Nazaret!"

47. Maar Natanaël zei: "Kan er uit Nazaret dan iets goeds komen?" Filippus antwoordde hem: "Kom zelf maar kijken."

48. Toen Jezus Natanaël zag komen, zei Hij tegen hem: "Kijk, dit is nou een echte Israëliet: een werkelijk eerlijk en oprecht man."