BasisBijbel

Johannes 1:24-44 BasisBijbel (BB)

24. Er waren ook een paar Farizeeërs naar hem gestuurd.

25. Ze vroegen hem: "Waarom doop je dan, als je niet de Messias of Elia of de profeet bent?"

26. Johannes antwoordde: "Ik doop in water. Maar ergens tussen jullie loopt de Man rond die jullie nog niet kennen.

27. Hij komt na mij. En Hij is veel belangrijker dan ik. Ik ben het niet eens waard om zijn sandalen los te maken."

28. Dit gebeurde allemaal in Betanië, aan de overkant van de rivier de Jordaan. Daar doopte Johannes de mensen.

29. De volgende dag zag hij Jezus naar zich toe komen. Toen zei hij: "Kijk, daar is het Offerlam van God. Hij gaat de schuld van alle mensen op Zich nemen, de schuld voor hun ongehoorzaamheid aan God.

30. Dit is de Man van wie ik zei dat Hij belangrijker is dan ik. Want Hij was er al voordat ik werd geboren.

31. Tot nu toe had ik Hem nog nooit gezien. Maar om Hém ben ik gekomen. Ik ben gekomen om Hem aan de Israëlieten bekend te maken en om hen in water te dopen."

32. Johannes vertelde wat hij had zien gebeuren [ toen hij Jezus doopte ]: "Ik zag dat de Heilige Geest als een duif neerdaalde uit de hemel en op Hem bleef.

33. Vóórdat dat gebeurde, wist ik nog niet dat Hij het was. Maar toen God mij stuurde om mensen met water te gaan dopen, had Hij tegen mij gezegd: 'De Man op wie je de Heilige Geest ziet komen en op Hem blijven, is de Man die met de Heilige Geest zal dopen.'

34. Ik heb dit zien gebeuren en ik zeg jullie dat deze Man de Zoon van God is."

35. De volgende dag stond Johannes daar weer, met twee van zijn leerlingen.

36. Toen hij Jezus zag lopen, zei hij: "Kijk, daar gaat het Offerlam van God."

37. De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna.

38. Jezus draaide Zich om en zag dat de twee mannen Hem volgden. Hij vroeg hen: "Wat zoeken jullie?"

39. Ze zeiden tegen Hem: "Meester, waar woont U?"

40. Hij zei tegen hen: "Kom mee, dan kunnen jullie het zien." Ze gingen mee en zagen waar Hij woonde. De rest van de dag bleven ze bij Hem. Het was toen ongeveer vier uur.

41. Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van hen.

42. Hij zocht zijn broer Simon op en zei tegen hem: "We hebben de Messias gevonden!" 'Messias' wordt vertaald met 'Christus.' En hij bracht hem naar Jezus.

43. Jezus keek hem aan en zei: "Jij bent Simon, de zoon van Jona. Ik ga jou voortaan Cefas noemen." Vertaald is dat: Petrus.

44. De volgende dag wilde Jezus naar Galilea vertrekken. Maar eerst zocht Hij Filippus op. Jezus zei tegen hem: "Volg Mij."