BasisBijbel

Johannes 2:1-12 BasisBijbel (BB)

1. Op de derde dag was er een bruiloft in Kana in Galilea. Jezus' moeder was op het feest.

2. Ook Jezus en de leerlingen waren uitgenodigd.

3. Toen de wijn op was, zei Jezus' moeder tegen Hem: "Ze hebben geen wijn!"

4. Jezus zei tegen haar: "[ Dat weet Ik toch. ] Dat hoeft u Mij niet te zeggen. Maar het is nog niet de juiste tijd voor Mij om daar iets aan te doen."

5. Zijn moeder zei tegen de bedienden: "Als Hij iets tegen jullie zegt, doe dat dan, wat het ook is."

6. Bij de deur stonden zes waterbakken. Dat water werd door de Joden gebruikt om daar volgens hun gewoonten de handen en voeten in te wassen. In zo'n bak kon ongeveer 2 of 3 metreten [ (80 of 100 liter) ] water.

7. Jezus zei tegen de bedienden: "Vul de bakken met water." Ze vulden ze tot aan de rand.

8. Toen zei Hij: "Schep er nu wat uit. Laat de leider van het feest daarvan proeven."

9. Toen de leider van het feest het water proefde, was het wijn geworden. Hij wist niet waar deze wijn vandaan kwam. Maar de bedienden die het uit de bak geschept hadden, wisten het wel. De leider van het feest liet de bruidegom bij zich komen.

10. Hij zei tegen hem: "Iedereen zet altijd eerst de beste wijn op tafel. En pas als de mensen veel gedronken hebben, de minder goede wijn. Maar jij hebt de beste wijn voor het laatst bewaard!"

11. Dit was het eerste wonder dat Jezus deed. Het gebeurde in Kana in Galilea. Dat wonder liet zien hoe machtig Hij is. En zijn leerlingen geloofden in Hem.

12. Daarna ging Hij naar Kapernaüm, met zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen. Daar bleven ze een paar dagen.