BasisBijbel

Job 9:20-32 BasisBijbel (BB)

20. Ik durf niet te beweren dat ik onschuldig ben.Zelfs als ik onschuldig was, zou Hij toch iets vinden om mij te veroordelen.

21. Zelfs als ik denk dat ik niets verkeerds gedaan heb, durf ik dat niet hardop te zeggen.Ik vind mezelf niets waard.

22. Maar het maakt allemaal niets uit.Daarom zeg ik:Hij doodt iedereen: onschuldige én schuldige mensen.

23. Hij stort rampen uit over onschuldige mensen.Hij trekt zich niets aan van hun wanhoop.

24. Híj heeft de aarde in de macht gegevenvan mensen die zich niets van Hem aantrekken.Híj maakt de rechters blind voor de waarheid.Als Híj het niet is die dat doet, wie doet het dan?

25. Sneller dan een snelle ruiter te paard gaan mijn dagen voorbij.Ze zijn voorbij gegaan zonder dat er één goede dag bij was.

26. Ze glijden voorbij als snelle schepen,snel als een arend die neerduikt op zijn prooi.

27. Als ik probeer mijn verdriet te vergetenen mijn best doe om weer blij te kijken,

28. dan lukt me dat niet door al mijn verdriet.Ik weet dat U vindt dat ik schuldig ben.

29. Ik móet wel schuldig zijn.Waarom zou ik me dan moe makenmet proberen te bewijzen dat ik ónschuldig ben?

30. Al zou ik mij met het zuiverste water wassenen mijn handen wassen met de sterkste zeep,

31. dan nog zou U mij in een modderpoel gooienzodat zelfs mijn kleren van mij zouden walgen.

32. Want Hij is niet zoals ik.Hij is geen mens die ik zou kunnen antwoorden:"Laten we samen naar de rechter gaan."