BasisBijbel

Job 39:7-20 BasisBijbel (BB)

7. De jongen worden sterk en groeien op in het veld.Op een dag gaan ze weg en komen niet meer bij hun moeder terug.

8. Wie heeft de wilde ezel de vrijheid gegeven?Wie heeft ervoor gezorgd dat hij in het wild kon leven?

9. Ik heb hem de woestijn als woonplaats aangewezen.Ik liet hem wonen bij de zoutvlakten.

10. Hij heeft niets te maken met de drukte van de stad.Hij wordt door niemand opgejaagd om sneller te lopen.

11. Hij graast op de bergenen zoekt malse groene plantjes.

12. Zou een wilde buffel voor jou willen werken?Zou hij 's nachts bij de voerbakken in je stal willen staan?

13. Kun jij hem dwingen het land voor je om te ploegen?Zal hij achter je aanlopen om stenen voor je uit de grond te sleuren?

14. Kun je op hem vertrouwen omdat het zo'n sterk dier is?Laat je hem voor je zwoegen?

15. Reken je er op dat hij je oogst wel voor je binnen zal halen?Dat hij het naar de plaats zal brengenwaar de graankorrels uit de aren worden geklopt?

16. Heb jij de pauwen hun prachtige veren gegeven?Of vleugels aan de ooievaars en struisvogels?

17. Een struisvogel legt haar eieren gewoon in de gronden laat het aan het warme zand over om ze uit te broeden.

18. Ze vergeet dat iemand ze zou kunnen vertrappenen dat de wilde dieren ze zouden kunnen opeten.

19. Ze behandelt haar jongen hard, alsof ze niet van haar zijn.Het maakt haar niet uit als ze voor niets eieren heeft gelegd.

20. Want Ik heb haar geen wijsheid gegeven.Ik heb haar nu eenmaal niet verstandig gemaakt.