BasisBijbel

Job 39:26-38 BasisBijbel (BB)

26. Boven hem rammelt de pijlkoker.Boven hem flikkeren lans en speer.

27. Razendsnel galoppeert het over de bodem.Het is niet te houden als de ramshoorn klinkt.

28. Het hinnikt, elke keer als er op de ramshoorn wordt geblazen.Al van grote afstand ruikt het paard de strijden hoort het geroep van de aanvoerders en het krijgsgeschreeuw.

29. Is het aan jouw wijsheid te danken dat een sperwer vliegt?Dat hij zijn vleugels uitslaat naar het zuiden?

30. Heb jij de arend bevel gegeven om op te stijgenen zijn nest hoog op de rots te bouwen?

31. Hij woont en slaapt hoog op de rots,op rotsen en bergtoppen.

32. Vandaar speurt hij naar eten.Zijn ogen turen in de verte.

33. Zijn jongen slurpen bloed.Waar doden liggen, is de arend te vinden.

34. En de Heer zei tegen Job:

35. Wil jij die alles zo goed weet,de Almachtige God beschuldigen?Antwoord Mij!

36. Toen antwoordde Job:

37. Ik ben helemaal niemand.Hoe zou ik U kunnen antwoorden?Ik leg mijn hand op mijn mond en zwijg.

38. Ik heb één keer gesproken,en dat was al te veel.Ik durf geen tweede keer te spreken.