BasisBijbel

Job 30:17-31 BasisBijbel (BB)

17. De nacht is niet om door te komen van de pijn in mijn botten.Het bloed klopt bonkend in mijn polsen.

18. Mijn lichaam is ziek van alle ellende.Mijn huid hangt als een zak om me heen.

19. God heeft me in de modder gesmeten.Ik voel me alsof ik zelf niet méér ben dan stof.

20. Ik roep U om hulp, maar U antwoordt mij niet.Ik sta daar, maar U kijkt niet naar me om.

21. U doet tegen me als een genadeloze vijand.Met al uw kracht slaat U me.

22. Ik voel me alsof U een hevige storm op me heeft losgelaten,een storm die mij meesleurt en op mij inbeukt.

23. Ik weet zeker dat U me wil doden.U jaagt me naar het dodenrijk,waar alles wat leeft terechtkomt.

24. Maar zou Hij zijn hand niet uitsteken naar iemand die valt?Iemand die door een ramp getroffen wordt, schreeuwt toch om hulp?

25. Ik treurde toch ook mee met de mensen die het moeilijk hadden?Ik zorgde toch ook voor de mensen die in nood waren?

26. Ik verwachtte dat de mensen nu míj zouden helpen,maar ze behandelen me juist slecht.Ik hoopte op licht,maar alleen duisternis kwam.

27. Mijn binnenste kookt haast van onrust.Dagen vol ellende volgen elkaar op.

28. Diep bedroefd, zonder licht, loop ik rond.Om hulp roepend sta ik tussen de mensen.

29. Ik huil luid, ik lijk wel een jakhals.Ik schreeuw het uit, zoals een struisvogel.

30. Mijn huid is zwart geworden.Mijn botten lijken te branden van de koorts.

31. Vroeger maakte ik vrolijke muziek,nu blaas ik alleen nog treurliederen op mijn fluit. (lees verder)