BasisBijbel

Job 20:1-14 BasisBijbel (BB)

1. Toen antwoordde Zofar hem:

2. Nu kan ik toch echt niet langer zwijgen.Het wordt hoog tijd dat ik zeg wat ik ervan vind.

3. Want je hebt me zwaar beledigd met je woorden.Maar ik zal je een verstandig antwoord geven.

4. Je weet toch wel hoe het altijd is geweest?Hoe het is sinds er mensen bestaan?

5. Je weet het toch:de blijdschap van iemand die zich niets van God aantrekt,duurt maar kort.Na een ogenblik is zijn vreugde alweer voorbij.

6. Al is hij nog zo trotsen loopt hij met zijn neus in de lucht,

7. toch gaat hij uiteindelijk net als mest de kuil in.De mensen kijken zoekend rond en vragen:"Waar is hij toch gebleven?"

8. Net zoals een droom verdwijnt als je wakker wordt,zo is ook hij zomaar verdwenen.

9. Plotseling is hij er niet meer.De mensen met wie hij leefde, zien hem nooit meer terug.

10. Zijn zonen moeten zelfs bij arme mensen gaan bedelen.Want met eigen handen heeft hij al zijn [ oneerlijk verdiende ] geld terug moeten geven.

11. Ook al was zijn lichaam nog sterk en vol kracht,toch ligt hij plotseling in het graf.

12. Zo iemand geniet van het kwaad zoals je geniet van lekkers.Hij laat het smelten in zijn mond.

13. Hij slikt het niet gelijk in, maar zuigt er lang op,om er zo lang mogelijk van te genieten.

14. Maar als hij het eenmaal inslikt,verandert het in zijn buik in vergif en moet hij braken.