BasisBijbel

Job 18:10-21 BasisBijbel (BB)

10. Hij struikelt over het touw dat op de grond verborgen lag.Hij ziet de valstrikken op zijn pad niet.

11. Aan alle kanten loert gevaar.De angst jaagt hem op.

12. Hij zal geen enkele macht meer hebben.De dood ligt op de loer.

13. Ziekte vreet zijn huid weg,vreet aan zijn armen en benen.

14. Hij wordt weggejaagd uit zijn vredige leventje.Regelrecht loopt hij in de armen van de koning van ellende: de dood.

15. Een vreemde komt in zijn huis wonen,nadat het ontsmet is met zwavel vanwege alle ziekten.

16. Hij is als een stervende boomwaarvan onder de grond de wortels verdrogenen boven de grond de takken verdorren.

17. Niemand weet later nog dat hij heeft bestaan.Niemand op straat heeft het nog over hem.

18. Hij wordt de dood in gejaagd,uit deze wereld weggevaagd.

19. Hij zal geen zoon en zelfs geen neef hebbendoor wie zijn naam zal blijven bestaan.Er zal niemand van zijn familie in zijn huis overblijven.

20. Jong en oud zullen geschokt zijn over wat er met hem is gebeurd.Ze zullen huiveren als ze het horen.

21. Zo loopt het af met iemand die zich niets van God aantrekt.Zo zal het gaan met iemand die geen ontzag voor Hem heeft.