5. Leeft U soms net zo kort als wij?Telt uw leven niet méér jaren dan dat van een mens?
6. Waarom zoekt U dan naar wat ik verkeerd heb gedaan?Waarom zoekt U iets waarin ik U ongehoorzaam ben geweest?
7. Want dat doet U, terwijl U weet dat ik niet schuldig ben.En U weet ook dat niemand mij kan helpen aan U te ontkomen.
8. U heeft mij met uw eigen handen gemaakt.Maar diezelfde handen doen mij nu zoveel pijn!U vernietigt me!
9. Bedenk toch dat U mij als klei hebt gevormd.Ik ben van het stof gemaakt en zal ook weer stof worden.
10. Net zoals melk wordt uitgegoten en tot kaas wordt gevormd,zo heeft U mij gevormd van het stof.
11. U heeft huid en vlees om mij heen gelegd.U gaf mij botten en spieren.
12. U schonk mij het leven en was goed en vriendelijk voor mij.Zorgzaam waakte U over mijn leven.
13. Maar nu blijkt wat U met me van plan was.Ik weet nu wat uw bedoeling met mij was.