BasisBijbel

Job 1:2-11 BasisBijbel (BB)

2. Hij had zeven zonen en drie dochters.

3. Hij bezat 7000 schapen, 3000 kamelen, 1000 koeien, 500 ezels en heel veel knechten, slaven en slavinnen. Hij was de rijkste man van het Oosten.

4. Zijn zonen hielden om de beurt in hun huis een paar dagen lang een feest. Dan nodigden ze alle andere broers en zussen uit om te komen eten en drinken en feest te vieren.

5. Elke keer als er zo'n feest geweest was, liet Job hen bij zich komen. Dan vroeg hij God voor hen om vergeving. Want hij dacht: "Misschien hebben ze wel dingen gedaan die God niet goed vindt." Hij stond dan 's morgens vroeg op en bracht voor elk van zijn zonen en dochters een offer. Zo deed Job dat na elk feest.

6. Op een dag kwamen de engelen bij de Heer en gingen vóór Hem staan. De duivel was ook gekomen.

7. De Heer zei tegen de duivel: "Waar ben je geweest?" De duivel antwoordde: "Ik heb rondgezworven over de aarde. Ik ben overal geweest."

8. En de Heer vroeg hem: "Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Niemand op aarde is zo eerlijk en heeft zoveel ontzag voor Mij als hij."

9. De duivel antwoordde: "Het is ook niet vreemd dat hij ontzag voor U heeft. U beschermt hem immers, en ook alles wat hij heeft.

10. U zegent al zijn werk. Daardoor zijn zijn kudden vee heel groot geworden.

11. Maar stel dat U hem niet langer zou beschermen en hem alles zou afnemen. Dan zal hij niets meer met U te maken willen hebben. Dat weet ik zeker."