BasisBijbel

Job 1:18-22 BasisBijbel (BB)

18. Hij had dit nog maar net gezegd, toen een andere knecht kwam. Hij zei: "Uw zonen en dochters waren aan het feestvieren in het huis van hun oudste broer.

19. Plotseling stak er een storm op vanuit de woestijn. Hij viel op het huis en het huis stortte in, op de jonge mensen. Ze zijn allemaal dood. Ik ben de enige die het heeft overleefd en het u kan vertellen."

20. Toen stond Job op, scheurde zijn mantel en schoor zijn haar af [ als teken van verdriet ] en knielde op de grond.

21. Hij boog zich diep en zei: "Zonder iets te bezitten ben ik geboren, en zonder iets te bezitten zal ik sterven. De Heer heeft mij eerst veel gegeven. Nu heeft Hij het mij weer afgenomen. Ik prijs de Heer."

22. Hiermee zei Job niets verkeerds over God. Hij beschuldigde Hem nergens van.