Luister nu, vrouwe Babel, jij die zo van rijkdom houdt en zo onbezorgd woont. Jij zegt wel bij jezelf: 'Niemand is zo machtig als ik! Ik zal niet [ zo eenzaam ] als een weduwe achterblijven. En mijn kinderen, de bewoners van Babel, zullen mij nooit afgenomen worden.'