BasisBijbel

Jesaja 37:3-16 BasisBijbel (BB)

3. Zij zeiden tegen hem: "Dit zegt koning Hizkia: Dit is een verschrikkelijke dag. We zitten in het nauw! We zijn helemaal machteloos.

4. Misschien wil uw Heer God luisteren naar wat de legeraanvoerder namens de koning van Assur heeft gezegd. Want hij heeft de levende God beledigd! Misschien zal Hij hem willen straffen voor die woorden. Wilt u alstublieft tot God bidden dat hij de paar mensen die nog zijn overgebleven, zal redden."

5. Met die boodschap waren de dienaren van koning Hizkia bij Jesaja gekomen.

6. Jesaja zei tegen hen: "Zeg tegen de koning: Dit zegt de Heer: Laat u niet bang maken door wat de dienaren van de koning van Assur hebben gezegd en waarmee ze Mij hebben beledigd.

7. Ik stuur een geest naar hem toe, die hem iets zal zeggen waardoor hij naar zijn land zal teruggaan. En Ik zal ervoor zorgen dat hij daar wordt gedood."

8. [ De ] Rabsake was intussen met zijn leger naar de stad Libna gegaan. Want hij had gehoord dat zijn koning uit Lachis was vertrokken om Libna aan te vallen.

9. Maar toen hoorde hij zeggen dat koning Tirhaka van Ethiopië onderweg was om hem aan te vallen. Daarom stuurde hij opnieuw boodschappers naar Hizkia.

10. [ Ze brachten een brief mee waarin stond: ] "Laat u niet bedriegen door uw God op wie u vertrouwt. U zegt wel dat Jeruzalem niet door de koning van Assur veroverd zal worden, maar dat is niet waar.

11. U heeft zelf gehoord dat de koningen van Assur altijd alle landen die ze aanvielen, hebben verwoest en de bewoners hebben gedood. Zou u dan gered worden?

12. Hebben de goden van de volken die door mijn voorvaders zijn vernietigd, soms hun volk gered? Denk maar aan Gozan, Haran, Rezef en het volk van Eden in Telasser!

13. Waar zijn de koningen van Hamat, Arpad, Sefarvaïm, Hena en Ivva gebleven?"

14. Hizkia nam de brief van de boodschappers aan en las hem. Daarna ging hij naar de tempel van de Heer. Daar spreidde hij de brief uit voor de Heer.

15. En hij bad tot de Heer:

16. "Heer van de hemelse legers, God van Israël, U woont tussen de engelen. U bent de God van alle volken. U heeft de hemel en de aarde gemaakt.