BasisBijbel

Jesaja 37:14-28 BasisBijbel (BB)

14. Hizkia nam de brief van de boodschappers aan en las hem. Daarna ging hij naar de tempel van de Heer. Daar spreidde hij de brief uit voor de Heer.

15. En hij bad tot de Heer:

16. "Heer van de hemelse legers, God van Israël, U woont tussen de engelen. U bent de God van alle volken. U heeft de hemel en de aarde gemaakt.

17. Heer, luister alstublieft! Kijk eens wat Sanherib heeft geschreven om U, de levende God, te beledigen!

18. Het is waar, Heer, dat de koningen van Assur de volken en hun landen hebben veroverd en verwoest.

19. En ze hebben de goden van die landen verbrand. Want dat waren geen goden. Dat waren dingen die door mensen waren gemaakt. Beelden van hout en steen. Daarom hebben ze die kunnen vernietigen.

20. Red ons nu alstublieft uit zijn macht, Heer. Dan zullen alle koninkrijken van de aarde toegeven dat U, Heer, de enige God bent."

21. Toen stuurde Jesaja de volgende boodschap naar koning Hizkia: "Dit zegt de Heer, de God van Israël: Ik heb gehoord wat u tot Mij heeft gebeden over koning Sanherib van Assur.

22. En dit is mijn antwoord aan hem: De stad Jeruzalem lacht u uit. Ze lacht u achter uw rug uit, koning Sanherib!

23. Want om wie heeft ú gelachen? Tegen wie heeft u beledigende dingen gezegd? Op wie heeft u trots neergekeken? De Heilige God van Israël!

24. Met uw woorden heeft u de Heer beledigd en uitgelachen. U heeft gezegd: 'Met mijn grote aantallen strijdwagens rijd ik de bergen op, tot ver in de Libanon. Ik zal de prachtige cederbomen en cipressen omhakken. Ik zal tot in het diepst van het bos doordringen.

25. Ik heb waterputten in andere landen gegraven. Met één voet heb ik de rivieren drooggelegd van de steden die ik heb omsingeld.'

26. Maar heeft u dan niet gehoord dat Ik het ben die u deze dingen laat doen? Lang geleden al had Ik besloten dat dit nu moest gebeuren. Nu heb Ik u geroepen om steden te veranderen in puinhopen.

27. Daarom konden de bewoners van die steden niets tegen u beginnen. Daarom werden ze door u verslagen. Zoals gras verdroogt in de hete middagzon, en zoals graan verdroogt voordat het rijp is, zo werden ze verslagen zonder dat ze daar iets tegen konden doen.

28. Maar Ik ken u door en door. Ik ken al uw plannen en weet wat u gaat doen. Ik weet hoe u tegen Mij tekeer bent gegaan.