Jesaja

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66

BasisBijbel

Jesaja 29 BasisBijbel (BB)

1. [ De Heer zegt: ] "Pas maar op, Jeruzalem, stad waar mijn [ offer ]vuur brandt! Pas maar op, Jeruzalem, stad waar [ koning ] David woonde! Jaar na jaar worden steeds op mijn feesten de offers verbrand.

De verovering van Jeruzalem

2. Maar op een dag zal Ik je zó in moeilijkheden brengen, dat je ervan zal kreunen en steunen, Jeruzalem. Dan zal de hele stad één vuurzee worden.

3. Want Ik zal je laten omsingelen. Er zullen aanvalstorens om je heen gezet worden. Ik zal je laten aanvallen, Jeruzalem.

4. Dan zul je geen grote mond meer hebben. Je zal nog maar een heel klein stemmetje hebben, dat diep uit de grond lijkt te komen. Het zal maar zacht vanuit het stof te horen zijn. Alleen wat gepiep klinkt er nog.

5. Maar je vijanden die jou met hun grote, wrede legers bedreigden, zullen verdwijnen als stof in de wind. Plotseling zal dat gebeuren, in één ogenblik.

6. De Heer van de hemelse legers zal met donderend geweld naar je toe komen. De aarde zal beven. Hij zal komen met donder, aardbevingen, gedreun, storm, bliksem en een alles-verwoestend vuur.

7. Alle vijanden die Jeruzalem aanvielen, zullen verdwijnen, zoals een droom verdwijnt als je wakker wordt. Alle vijanden die Jeruzalem en de andere steden bedreigen, zullen plotseling verdwijnen.

8. Iemand die honger heeft, droomt dat hij eet. Maar als hij wakker wordt, heeft hij nog steeds een lege maag. Iemand die dorst heeft, droomt dat hij drinkt. Maar als hij wakker wordt, is hij nog steeds uitgeput van de dorst. Net zo zal het gaan met de legers van de volken die proberen om Jeruzalem te veroveren. Van hun plannen zal niets terecht komen."

9. [ Jesaja zegt: ] Ze aarzelen. Wees daar maar verbaasd over! Ze zijn vrolijk. Roep daarom! Ze zijn dronken, maar niet van wijn. Ze waggelen, maar niet van drank.

Het volk zal niets begrijpen van Jesaja's waarschuwingen

10. De Heer heeft een geest van slaap over jullie uitgegoten. Hij heeft jullie [ geestelijke ] ogen dichtgeplakt: jullie profeten, leiders en zieners zien niets meer. De Heer heeft hun [ geestelijke ] ogen bedekt.

11. Daardoor begrijpen jullie niets van wat ik zeg. Het is alsof je aan iemand die lezen kan, een boek geeft dat op slot zit. Als je tegen hem zegt: "Lees dit eens," zal hij antwoorden: "Ik kan het niet lezen, want het zit op slot."

12. Of alsof je een boek geeft aan iemand die niet kan lezen. Als je tegen hem zegt: "Lees dit eens," zal hij antwoorden: "Ik kan niet lezen."

13. De Heer heeft gezegd: "Dit volk eert Mij alleen maar met hun woorden, met hun mond. Maar hun hart is ver bij Mij vandaan. Ze dienen Mij op een manier die ze zelf hebben bedacht.

14. Let op, daarom zal Ik bij dit volk nog meer ongewone dingen doen. Vreemde en wonderlijke dingen. De mensen zullen niets aan hun wijsheid hebben. Wijze mensen zullen niets begrijpen van wat Ik doe."

15. Het zal slecht aflopen met de mensen die proberen hun plannen voor de Heer te verbergen. Het zal slecht aflopen met de mensen die dingen doen die het daglicht niet kunnen verdragen. Het zal slecht aflopen met de mensen die zeggen: "Niemand ziet wat ik doe. Niemand weet ervan."

16. Jullie keren de zaak om. Jullie doen alsof de klei de pottenbakker gebruikt, in plaats van andersom. Jullie denken dat een pot tegen zijn maker zegt: "Jij hebt mij niet gemaakt." Of dat een bord tegen de pottenbakker zegt: "Je kan er niets van." [ Dat is wat jullie zeggen tegen jullie Maker! ]

17. [ Jesaja zegt: ] Nog maar even, en dan zal de Libanon veranderen in een vruchtbaar land. En het vruchtbare land zal veranderen in een bos!

Het zal ook weer goed komen met Jeruzalem

18. Dan zullen [ geestelijk ] dove mensen kunnen horen wat er uit de Boeken wordt voorgelezen. De ogen van [ geestelijk ] blinde mensen zullen gaan zien. Het zal niet langer donker voor hen zijn.

19. De eerlijke mensen zullen blij zijn met de Heer. De arme mensen zullen juichen over de Heilige God van Israël.

20. Want het zal afgelopen zijn met de machtige, wrede heerser die de mensen onderdrukt en die lacht om de Heer. Het zal afgelopen zijn met alle mensen die zich niets van God aantrekken en slechte dingen doen.

21. Mensen die schuldige mensen vrijspreken en onschuldige mensen veroordelen, zullen worden gedood.

22. Daarom zegt de Heer, de Redder van Abraham, tegen het volk Israël: "Israël zal zich niet langer hoeven te schamen. Het zal niet meer bleek zien van schrik.

23. Want als Israël ziet wat Ik bij hen heb gedaan, zullen ze Mij aanbidden. Ze zullen de Heilige God van Jakob aanbidden. Ze zullen diep ontzag hebben voor de God van Israël.

24. De mensen die mijn wetten niet gehoorzaamden en de verkeerde kant op dwaalden, zullen verstandig worden en naar Mij gaan luisteren. En de koppige mensen die Mij niet wilden gehoorzamen, zullen [ van Mij ] willen leren hoe ze moeten leven."