Jesaja

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66

BasisBijbel

Jesaja 17 BasisBijbel (BB)

1. [ Jesaja zegt: ] Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Damaskus[ , de hoofdstad van Aram ].Damaskus zal worden weggeveegd, zodat het geen stad meer is. Er zullen alleen puinhopen van overblijven.

Gods woorden over Damaskus

2. De steden van Aroër zullen leeg en verlaten zijn. Er zullen alleen kudden vee grazen, die door niemand worden weggejaagd.

3. Aram zal geen macht meer hebben over het koninkrijk Israël. Damaskus zal geen koning meer hebben. Van Aram zal net zo weinig overblijven als van het volk Israël, zegt de Heer van de hemelse legers.

Gods woorden over Israël

4. In die tijd zal het volk Israël machteloos worden. Alle rijkdom zal verdwijnen. Het land zal lijken op een man die zó mager is dat je al zijn ribben kan tellen.

5. God maakt het land leeg zoals een boer in het Refaïm-dal zijn akker maait. Met één hand pakt hij de halmen bij elkaar, en met de andere snijdt hij ze af.

6. Maar er zal een klein overblijfsel van het volk overblijven. Net zoals er na het oogsten van de olijven toch nog een paar olijven in de boom blijven hangen: twee of drie in de top, vier of vijf aan de andere takken, zegt de Heer, de God van Israël.

7. In die tijd zullen de mensen weer gaan verlangen naar hun Maker. Ze zullen de Heilige God van Israël om hulp gaan vragen.

8. Ze zullen geen hulp meer verwachten van de altaren voor hun zelfgemaakte goden. Ze zullen geen hulp meer verwachten van hun godenbeelden en hun heilige palen.

9. In die tijd zullen de burchten van Israël leeg zijn. Net zo leeg als de verlaten ruïnes in het bos en in de bergen, die daar leeg staan sinds de bewoners van het land op de vlucht sloegen. Ze zijn eruit weggevlucht voor de Israëlieten. Het land zal een wildernis worden.

10. Want jullie zijn de God vergeten die jullie kan redden. Jullie hebben niet meer gedacht aan de Rots waarop jullie stevig zouden staan. Daarom leggen jullie tuinen aan met geurige planten voor buitenlandse goden.

11. Op dezelfde dag dat jullie ze planten, zullen ze al gelijk hoog opgroeien. Ze zullen zelfs de andere ochtend al bloeien. De oogst lijkt veelbelovend, maar als jullie in tijd van nood [ hulp van die goden ] willen gaan oogsten, zal er niets zijn.

De vijand wordt verjaagd

12. Ik hoor een gedreun als het bulderen van de zee. Het is het geluid van de volken die tekeer gaan. Maar het zal slecht met hen aflopen.

13. De volken gaan tekeer als de zee. Maar de Heer zal de vijand bedreigen en hij zal wegvluchten. Hij zal weggeblazen worden als stof in de bergwind, als distelpluis in de storm.

14. 's Avonds is iedereen nog doodsbang voor hem, maar nog vóór de ochtend begint, is hij verdwenen. Dat is wat er zal gebeuren met de volken die ons beroven. Dat is het lot van de volken die ons plunderen.