Jesaja

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66

BasisBijbel

Jesaja 14 BasisBijbel (BB)

1. [ Jesaja zegt: ] Want de Heer zal medelijden hebben met het volk Israël. Opnieuw zal Hij Israël uitkiezen. Opnieuw zal Hij het volk in zijn eigen land laten wonen. Dan zullen de vreemdelingen zich bij hen aansluiten. Ze zullen bij Israël willen horen.

Het einde van de koning van Babel

2. De volken zullen de Israëlieten komen halen en Israël naar zijn eigen plaats brengen. Ze zullen de slaven worden van de Israëlieten, in het land dat Israël van de Heer heeft gekregen. Zo zullen de volken die eerst de Israëlieten gevangen hadden genomen, nu zelf gevangenen zijn. Zo zullen de Israëlieten heersen over de volken die eerst over hen heersten.

3. In die tijd zal de Heer een einde maken aan jullie verdriet en jullie slavernij.

4. En dan zullen jullie een spotlied maken op de koning van Babel: "Het is afgelopen met de onderdrukker!Het is afgelopen met die gouden stad!

5. De Heer heeft de macht gebrokenvan de mensen die zich niets van Hem aantrekken.

6. Hij heeft de macht gebrokenvan de koningen die zonder ophouden en zonder medelijden de landen veroverden,zonder dat iemand hen kon tegenhouden.

7. Maar nu heeft de hele aarde rust.Iedereen juicht en is blij.

8. Zelfs de cipressen zijn blij met de vrede,samen met de cederbomen van de Libanon.Ze zeggen: 'Sinds jij bent neergeslagen,komt niemand ons meer omhakken.'

9. Het dodenrijk is in rep en roer om je te ontvangen, koning van Babel!De geesten van mensen die allang dood zijn,worden voor jou wakker gemaakt.De geesten van gestorven koningen staan op van hun troon.

10. Ze heten je welkom met de woorden:'Jij bent nu net als wij je kracht kwijt.Je bent nu één van ons.

11. Je rijkdom en je muziek zijn met jou verdwenen.Voortaan zijn wormen je matras en larven je deken.'

12. Morgenster, zoon van het ochtendlicht, wat ben je diep gevallen!Jij die over de volken heerste, bent neergeslagen.

13. En je dacht nog wel: 'Ik zal opstijgen naar de hemel,en hoog boven de sterren van God mijn troon neerzetten.Ik zal op mijn troon zitten op de bergwaar de engelen voor de troon van God samenkomen,ver in het noorden.

14. Ik zal hoog boven de wolken op mijn troon zitten.Ik zal net zo machtig zijn als de Allerhoogste God.'

15. Maar wat is er van je geworden?Je bent in het dodenrijk neergestort,in het diepst van de aarde!

16. Wie jou nu zien, kijken verbaasd naar je.Ze denken: 'Is dit nu de man voor wie de hele wereld bang was?Is dit de man voor wie de koningen beefden?

17. Die de wereld veranderde in een wildernis?Die alle steden verwoestte?Die nooit een gevangene naar huis terug liet gaan?'

18. De koningen van de aarde worden allemaal in een schitterend graf begraven.

19. Maar jij bent ver van je graf neergegooid,weggesmeten als een rotte tak,in een kuil bedolven onder lijken van gedode krijgers,vertrapt als een dood dier.

20. Je bent niet begraven bij de koningen,omdat je je eigen land hebt verwoesten je eigen volk hebt gedood.Over je kinderen, jij schurk, zal niet eens worden gesproken.

21. Maak een slachtbank klaar om ze te doden,om ze te straffen voor de slechtheid van hun vader.Nooit mogen zij de kans krijgen om de aarde te veroverenen de wereld vol te bouwen met hun steden."

22. "Zo zal Ik Babel straffen," zegt de Heer van de hemelse legers. "Ik zal Babel met wortel en tak uitrukken. Niemand zal overblijven, helemaal niemand. De naam zal worden vergeten.

23. Ik zal er een moerasland van maken, met alleen nog watervogels. Ik zal het land leeg vegen met mijn alles-verwoestende bezem, zegt de Heer van de hemelse legers.

24. Ik zweer dat Ik zal doen wat Ik van plan was. Zoals Ik het heb besloten, zo zal het ook gebeuren, zegt de Heer van de hemelse legers.

25. Ik zal Assurs macht in mijn land vernietigen. Ik zal Assur vertrappen op mijn bergen. Dan zal het juk dat Assur op de schouders van mijn volk had gelegd, worden weggehaald. Mijn volk zal niet langer door Assur onderdrukt worden."

26. Dit is wat de Heer heeft besloten over dat hele volk. Dit is wat de Heer zal doen met alle volken.

27. Want de Heer van de hemelse legers heeft het besloten. Wie kan Hem nog van gedachten laten veranderen? Dit is wat Hij gaat doen. Wie kan Hem nog tegenhouden?

28. [ Jesaja zegt: ] In het jaar dat koning Achaz van Juda stierf, moest ik van de Heer zeggen:

Gods woorden over de Filistijnen

29. "Filistea, juich maar niet [ over Achaz' dood ]! Want [ koning Achaz, ] de stok waarmee Ik jullie sloeg, is wel vernietigd, maar zijn zoon is nog gevaarlijker. De koning was een slang, maar zijn zoon is een adder, en uit de adder wordt een draak geboren!

30. De allerarmste mensen van mijn volk zullen veilig wonen en te eten hebben. Maar júllie[ , Filistijnen, ] zullen sterven van de honger! En de mensen die de hongersnood overleven, zullen door hem worden gedood.

31. Huil, wijze mannen in de stadspoorten! Schreeuw, bewoners van de stad! Beef van angst, Filistea! Want uit het noorden komt in een enorme stofwolk een groot leger aan. Dat hele leger rukt vast aaneen gesloten tegen jullie op.

32. Wat voor antwoord zullen de boodschappers krijgen die jullie hebben gestuurd? Dit: de Heer zorgt dat Jeruzalem stevig blijft staan. De arme mensen van zijn volk zullen veilig zijn binnen de muren."