BasisBijbel

Jeremia 9:1-11 BasisBijbel (BB)

1. Zat mijn hoofd maar vol met water! Waren mijn ogen maar een bron! Dan had ik tenminste genoeg tranen om dag en nacht te huilen over de doden van Jeruzalem!

2. Wist ik in de woestijn maar een schuilplaats. Dan kon ik mijn volk verlaten. Dan kon ik bij hen weggaan. Want ze zijn allemaal ontrouw aan God. Het is een bende trouweloze mensen."

3. De Heer zegt: "Met hun tong schieten ze leugens af, als pijlen uit een boog. Ze regeren onrechtvaardig over het land. Ze plegen de ene misdaad na de andere. En Mij willen ze niet kennen.

4. Pas op voor je vriend. Vertrouw zelfs je broer niet. Want je broers bedriegen je en je vrienden spreken kwaad over je.

5. Iedereen bedriegt zelfs zijn beste vriend. Niemand spreekt de waarheid. Iedereen liegt en bedriegt. Niemand doet nog iets goeds.

6. Leugen wordt op leugen gestapeld. Bedrog op bedrog. En Mij willen ze niet kennen, zegt de Heer.

7. Daarom zegt de Heer van de hemelse legers: Ik zal hen smelten zoals je goud smelt. Ik kijk of er nog iets goeds in hen te vinden is. Want wat moet Ik anders doen met Jeruzalem?

8. Hun tong is zo dodelijk als een pijl. Eén en al leugens en bedrog. De mensen praten vriendelijk tegen elkaar. Maar in gedachten bedenken ze hoe ze de ander kunnen beroven.

9. Zou Ik hen daar soms niet voor straffen? zegt de Heer. Kan Ik zo'n volk dan zomaar zijn gang laten gaan?"

10. [ Jeremia zegt: ] "Ik wil een treurlied zingen over de bergen. Ik zal huilen over de graslanden in de dalen. Want ze zijn afgebrand. Alles is zo doods als een woestijn. Er is niemand meer. Er is geen geblaat van vee meer te horen. Alle vogels en dieren zijn verdwenen."

11. [ De Heer zegt: ] "Ik zal Jeruzalem veranderen in een hoop stenen. Het zal een plek worden waar de jakhalzen komen schuilen. Ik zal de steden van Juda helemaal verwoesten. Er zal niemand meer wonen."