BasisBijbel

Jeremia 51:50-59 BasisBijbel (BB)

50. Als je aan de dood hebt weten te ontsnappen, vlucht dan en blijf niet staan. Denk aan Mij en aan Jeruzalem, ook al ben je nu nog ver weg.

51. Jullie schamen je vreselijk. Want jullie hebben het erge nieuws gehoord dat buitenlanders in mijn heiligdom zijn gekomen.

52. Omdat ze dat gedaan hebben, zal Ik op een dag de goden van Babel straffen. Het zijn maar beelden. Heel Babel zal zwaar gewond worden en kreunen van pijn.

53. Zelfs als Babel zijn burcht hoog in de hemel zou bouwen, dan nóg zal Ik het laten verwoesten, zegt de Heer.

54. Hoor! Er is geschreeuw in Babel, een grote ramp in het land van de Babyloniërs.

55. Want Ik verwoest Babel en leg haar grote mond het zwijgen op. De legers overspoelen het land als woeste, machtige golven. Dreunend klinkt hun geluid.

56. Want de verwoester is naar Babel gekomen. Babels helden worden gevangen genomen. Hun wapens worden gebroken. Want Ik ben een God die straft: Ik geef de mensen hun verdiende loon.

57. Ik voer Babels leiders, wijzen, bestuurders van provincies en van steden dronken. Ze zullen ervan in slaap vallen en nooit meer wakker worden, zegt de Koning, de Heer van de hemelse legers.

58. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Babels dikke muur zal tot de grond worden afgebroken. De hoge poorten zullen worden verbrand. Alles wat Babel en de andere volken doen, zal voor niets geweest zijn. Want alles gaat in vlammen op."

59. Dit is de boodschap die ik meegaf aan Seraja, de zoon van Neria, toen Seraja door koning Zedekia van Juda naar Babel werd gestuurd. Zedekia was toen vier jaar koning. Seraja was het hoofd van het paleispersoneel.