BasisBijbel

Jeremia 51:31-48 BasisBijbel (BB)

31. De ene boodschapper na de andere rent naar de koning van Babel om hem berichten te brengen: 'De stad wordt van alle kanten aangevallen!'

32. 'De oversteekplaatsen van de rivieren zijn veroverd!' 'De moerassen staan in brand!' 'De krijgers zijn ten einde raad!'

33. Want dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Nog even en de stad Babel kan leeggeroofd en uitgeschud worden. Babels tijd is gekomen.

34. [ De bewoners van Jeruzalem zeggen: ] 'Koning Nebukadnezar van Babel heeft onze stad verwoest en helemaal leeggeroofd. Als een jakhals verslond hij Jeruzalem. Hij at zich vol aan haar en spuugde alleen de botten uit. Er bleef niets van ons over.

35. Laat Babel nu maar gestraft worden voor wat het Jeruzalem heeft aangedaan. Laten de bewoners van Babel maar gestraft worden voor al het bloed dat ze in Jeruzalem hebben vergoten.'

36. Nu zegt de Heer: Ik zal voor jullie opkomen en hen straffen. Ik zal Babels water en bronnen laten opdrogen.

37. Babel zal één grote puinhoop worden waar jakhalzen wonen. Iedereen die het zien zal, zal geschokt zijn over wat er is gebeurd. Iedereen die het ziet, zal geschokt tussen zijn tanden fluiten. Er zal niemand meer wonen.

38. De bewoners van Babel zullen brullen en grommen als leeuwen.

39. Ze zullen met veel lawaai feest vieren. Maar Ik zal hen zó dronken voeren, dat ze in slaap vallen en nooit meer wakker zullen worden, zegt de Heer.

40. Ik sleep hen naar hun dood, zoals je schapen en geiten meeneemt naar de slachter.

41. Och, kijk eens hoe Babel is veroverd en vernietigd! De mooiste stad van de wereld is verdwenen. Alle volken zijn geschokt als ze horen wat er met Babel is gebeurd.

42. Babel is door de zee overspoeld, door de woeste golven bedekt.

43. De steden zijn helemaal verwoest. Het land is een dorre, droge steppe geworden. Er woont niemand meer. Er trekt zelfs geen reiziger meer doorheen.

44. Ik zal Bel, de god van Babel, straffen. Ik zal uit zijn muil halen wat hij heeft opgeslokt. De volken zullen niet langer naar Babel komen. Want de muur van Babel is neergehaald.

45. Mijn volk, ga weg uit Babel! Vlucht! Red je leven! Want Ik ga Babel straffen.

46. Wees niet bang en verlies niet de moed door wat je om je heen hoort zeggen. Elk jaar zullen de mensen met nieuwe, vreselijke berichten komen. Er is geweld in het land. De ene heerser strijdt tegen de andere.

47. Want let op, op een dag zal Ik de goden van Babel straffen. Alle bewoners van het land zullen bedrogen uitkomen. Want ze vertrouwden op goden die niets doen. In het hele land zullen de lijken liggen.

48. Dan zullen de hemel en de aarde juichen over de verovering van Babel. Want uit het noorden zullen de verwoesters op Babel afkomen, zegt de Heer.