BasisBijbel

Jeremia 51:17-35 BasisBijbel (BB)

17. De mensen worden stil van ontzag en voelen zich klein. De goudsmid die godenbeelden maakt, staat voor schut. Want wat hij heeft gemaakt, is een leugen. Het zijn geen goden, want er zit geen leven in.

18. Ze hebben niets te betekenen. Het zijn bespottelijke dingen, door mensen gemaakt. Als ze uitgedaagd worden, kunnen ze niets.

19. Maar de God van Jakob lijkt niet op deze beelden. Hij is de Maker van alles en Israël is zijn eigendom. Hij is de Heer van de hemelse legers!"

20. [ De Heer zegt: ] "Babel, jij bent mijn hamer. Jij bent het wapen waarmee Ik volken neersla en koninkrijken vernietig.

21. Met jou zal Ik paarden en ruiters neerslaan, strijdwagens en hun menners.

22. Met jou sla Ik mannen en vrouwen neer, jong en oud, jongens en meisjes,

23. herders en kudden, boeren en ossenploegen, bestuurders van provincies en van steden.

24. Maar op een dag zal Ik Babel en alle bewoners van Babylonië straffen voor alle vreselijke dingen die ze Jeruzalem hebben aangedaan, zegt de Heer.

25. Pas maar op! Je bent als een vulkaan waar een stroom van slechtheid als lava uit stroomt. Jij verwoest de hele aarde. Maar Ik zal je straffen. Ik zal je veranderen in een smeulende hoop as.

26. Geen steen van jouw berg zal nog gebruikt worden om een huis mee te bouwen of fundamenten voor een stadsmuur mee te leggen. Je zal voor eeuwig in puin blijven liggen, zegt de Heer.

27. Geef het sein voor de aanval! Blaas op de ramshoorn, laat alle volken het horen! Roep de volken bij elkaar tegen deze stad! Roep de koninkrijken van Ararat, Minni en Askenaz om tegen Babel te strijden! Wijs legeraanvoerders aan! Laat paarden komen, ontelbaar als een zwerm sprinkhanen!

28. Roep de volken bij elkaar om te strijden tegen Babel! Roep de koningen van Medië, zijn bestuurders van provincies en steden, ja het hele land!

29. De aarde zal beven wanneer gebeurt wat Ik over Babel heb besloten. Heel Babylonië zal verwoest worden. Er zal niemand meer wonen. Mijn plan staat vast.

30. Babels helden zitten in hun burchten. Ze hebben de strijd opgegeven. Ze zijn doodsbang. Hun huizen staan in brand. De grendels van de poorten zijn gebroken.

31. De ene boodschapper na de andere rent naar de koning van Babel om hem berichten te brengen: 'De stad wordt van alle kanten aangevallen!'

32. 'De oversteekplaatsen van de rivieren zijn veroverd!' 'De moerassen staan in brand!' 'De krijgers zijn ten einde raad!'

33. Want dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Nog even en de stad Babel kan leeggeroofd en uitgeschud worden. Babels tijd is gekomen.

34. [ De bewoners van Jeruzalem zeggen: ] 'Koning Nebukadnezar van Babel heeft onze stad verwoest en helemaal leeggeroofd. Als een jakhals verslond hij Jeruzalem. Hij at zich vol aan haar en spuugde alleen de botten uit. Er bleef niets van ons over.

35. Laat Babel nu maar gestraft worden voor wat het Jeruzalem heeft aangedaan. Laten de bewoners van Babel maar gestraft worden voor al het bloed dat ze in Jeruzalem hebben vergoten.'