BasisBijbel

Jeremia 51:10-23 BasisBijbel (BB)

10. De Heer is voor ons opgekomen en heeft ons gered. Kom, laten we naar Jeruzalem gaan en iedereen vertellen wat de Heer heeft gedaan.'

11. [ De Heer zegt: ] Maak je pijlen scherp! Pak je schilden! Ik heb de koning van Medië geroepen om Babel te komen vernietigen. Het is zijn plan om Babel te veroveren. Dat is mijn straf, mijn straf voor het vernietigen van mijn tempel.

12. Babel, geef het sein om je leger te verzamelen. Zet extra wachtposten neer. Leg mannen in hinderlagen. Want wat Ik heb besloten, ga Ik ook doen. Ik zal doen wat Ik over de bewoners van Babel heb gezegd.

13. Jij stad die aan de grote rivieren woont, jij die zoveel schatten hebt, je einde is gekomen. De dag is gekomen dat je je verdiende straf krijgt voor je hebzucht.

14. Ik, de Heer van de hemelse legers, heb bij Mijzelf gezworen: ook al zijn je bewoners zo ontelbaar als een zwerm sprinkhanen, toch zul je overwonnen worden. Overal zal het geschreeuw over de overwinning te horen zijn."

15. [ Jeremia zegt: ] "De Heer heeft de aarde gemaakt door zijn kracht. Met zijn wijsheid heeft Hij de wereld gemaakt en met verstand de hemel daarboven neergezet.

16. Als Hij zijn stem laat horen, ruist de regen neer uit de hemel. Hij vormt de wolken aan het einde van de aarde. Hij maakt de bliksem als het regent. Hij laat de wind uit zijn voorraadkamers komen.

17. De mensen worden stil van ontzag en voelen zich klein. De goudsmid die godenbeelden maakt, staat voor schut. Want wat hij heeft gemaakt, is een leugen. Het zijn geen goden, want er zit geen leven in.

18. Ze hebben niets te betekenen. Het zijn bespottelijke dingen, door mensen gemaakt. Als ze uitgedaagd worden, kunnen ze niets.

19. Maar de God van Jakob lijkt niet op deze beelden. Hij is de Maker van alles en Israël is zijn eigendom. Hij is de Heer van de hemelse legers!"

20. [ De Heer zegt: ] "Babel, jij bent mijn hamer. Jij bent het wapen waarmee Ik volken neersla en koninkrijken vernietig.

21. Met jou zal Ik paarden en ruiters neerslaan, strijdwagens en hun menners.

22. Met jou sla Ik mannen en vrouwen neer, jong en oud, jongens en meisjes,

23. herders en kudden, boeren en ossenploegen, bestuurders van provincies en van steden.