BasisBijbel

Jeremia 49:22-36 BasisBijbel (BB)

22. De vijand komt zo snel aanvliegen als een adelaar. Hij spreidt zijn vleugels over Bozra uit en stort zich er op neer. De helden van Edom zullen alle moed verliezen."

23. Over Damaskus zegt de Heer: "De bewoners van Hamat en Arpad zijn bang. Want ze hebben slecht nieuws gehoord. Ze zijn doodsbang. Daardoor zijn ze zo onrustig als de zee die nooit tot rust komt.

24. De bewoners van Damaskus hebben de moed verloren. Ze besluiten te vluchten, want ze zijn doodsbang.

25. De stad die vroeger zo prachtig en machtig was, de stad waar Ik vroeger zo blij mee was, is nu verlaten.

26. De mannen liggen dood in de straten. Alle soldaten zijn gedood, zegt de Heer van de hemelse legers.

27. En Ik zal Damaskus in brand steken, zodat de paleizen van koning Benhadad verbranden."

28. Dit zegt de Heer over Kedar en de koninkrijken van Hazor, die door koning Nebukadnezar van Babel worden verslagen: " 'Ruk op naar Kedar[ , Nebukadnezar ]! Vernietig de stammen van het oosten!'

29. De tenten en het vee worden buitgemaakt: alle tentkleden, spullen en kamelen worden meegenomen. De mensen schreeuwen van angst.

30. Vlucht snel en verberg je, bewoners van Hazor! zegt de Heer. Want koning Nebukadnezar van Babel heeft plannen gemaakt om jullie land te veroveren.

31. [ De Heer zegt tegen Nebukadnezar: ] 'Ruk op tegen een zorgeloos volk dat rustig in zijn land woont! Een volk zonder poortdeuren en zonder grendels. Een volk dat alleen woont.'

32. Hun kamelen en hun grote kudden vee zullen worden meegenomen als buit. En het volk dat de hoeken van zijn haar afscheert, zal Ik naar alle windrichtingen wegjagen. Van alle kanten zullen ze aangevallen worden, zegt de Heer.

33. En Hazor zal voor eeuwig verwoest worden. Er zal geen mens meer wonen. Alleen jakhalzen leven er nog."

34. Dit is wat de Heer tegen mij zei over Elam , toen Zedekia nog maar pas koning van Juda was.

35. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: "Elam vertrouwt op zijn leger van boogschutters. Maar Ik dood hen allemaal.

36. Ik laat uit de vier windstreken vier stormen los op Elam. Die zullen de bewoners in alle windrichtingen wegblazen. Bij elk volk zullen wel mensen uit Elam wonen.