BasisBijbel

Jeremia 49:16-30 BasisBijbel (BB)

16. Eerst was iedereen bang voor je. Daardoor ben je trots geworden. En omdat je trots geworden bent, loopt het nu slecht met je af. Je steden staan wel veilig in rotskloven in de bergen. Ze klemmen zich daar stevig vast aan de hoge heuvels. Maar al stonden ze zo hoog als de nesten van adelaars, toch zal Ik jullie omlaag halen, zegt de Heer.

17. Iedereen die hoort wat er met Edom is gebeurd, zal geschokt zijn. Iedereen die door het land trekt, zal geschokt tussen zijn tanden fluiten over al Edoms rampen.

18. Het zal er net zo uitzien als Sodom en Gomorra met de steden daaromheen, die Ik heb omgekeerd, zegt de Heer. Er zal geen mens meer wonen.

19. Zoals een leeuw loert in de bossen van het Jordaandal [ en plotseling het vee bespringt ], zo trekt de vijand op tegen je sterke stad. In één ogenblik jaag Ik jullie daaruit weg. En Ik zal Zelf iemand aanwijzen om dat te doen. Wie is aan Mij gelijk? Wie durft Mij te vragen waarom Ik iets doe? Welke leider kan tegen Mij op?

20. Luister daarom naar wat Ik over Edom heb besloten. Luister naar de plannen die Ik met de bewoners van de stad Teman heb. Ze zullen door de zwakste afdeling van het leger worden weggesleurd. Hun hele stad zal verwoest worden.

21. Wanneer Edom valt, zal de aarde beven. Het gejammer is tot aan de Rietzee te horen.

22. De vijand komt zo snel aanvliegen als een adelaar. Hij spreidt zijn vleugels over Bozra uit en stort zich er op neer. De helden van Edom zullen alle moed verliezen."

23. Over Damaskus zegt de Heer: "De bewoners van Hamat en Arpad zijn bang. Want ze hebben slecht nieuws gehoord. Ze zijn doodsbang. Daardoor zijn ze zo onrustig als de zee die nooit tot rust komt.

24. De bewoners van Damaskus hebben de moed verloren. Ze besluiten te vluchten, want ze zijn doodsbang.

25. De stad die vroeger zo prachtig en machtig was, de stad waar Ik vroeger zo blij mee was, is nu verlaten.

26. De mannen liggen dood in de straten. Alle soldaten zijn gedood, zegt de Heer van de hemelse legers.

27. En Ik zal Damaskus in brand steken, zodat de paleizen van koning Benhadad verbranden."

28. Dit zegt de Heer over Kedar en de koninkrijken van Hazor, die door koning Nebukadnezar van Babel worden verslagen: " 'Ruk op naar Kedar[ , Nebukadnezar ]! Vernietig de stammen van het oosten!'

29. De tenten en het vee worden buitgemaakt: alle tentkleden, spullen en kamelen worden meegenomen. De mensen schreeuwen van angst.

30. Vlucht snel en verberg je, bewoners van Hazor! zegt de Heer. Want koning Nebukadnezar van Babel heeft plannen gemaakt om jullie land te veroveren.