BasisBijbel

Jeremia 46:4-21 BasisBijbel (BB)

4. Span de paarden in en stijg op, ruiters! Stel je in slagorde op! Zet je helm op, maak je speer scherp, doe je pantser aan!

5. Maar wat gebeurt er nu? Ik zie hen bang worden en op de vlucht slaan! Zelfs hun helden zijn verslagen en vluchten weg, zonder om te kijken. Overal heerst paniek, zegt de Heer.

6. De snelle ruiters kunnen niet ontkomen. De dapperste helden kunnen niet ontsnappen. In het noorden, aan de rivier de Eufraat, zijn ze gestruikeld en gevallen.

7. Wie is komen aanstormen als een rivier in de regentijd?

8. Egypte kwam aanstormen als een bruisende, kolkende rivier. Egypte zei: 'Ik zal oprukken met mijn legers. Ik zal de hele aarde bedekken. Ik zal steden met inwoners en al verwoesten.

9. Vooruit, paarden! Snel, wagens! Kom mee, helden! Kom, Ethiopiërs en Puteeërs, met jullie grote schilden! Kom, Lydiërs, die zo goed zijn met pijl en boog!'

10. Maar dit is de dag van de Heer, de Heer van de hemelse legers. Nu is de tijd dat Hij komt afrekenen met zijn vijanden. Het zwaard verslindt vlees en wordt dronken van bloed. Want de Heer, de Heer van de hemelse legers houdt een offerfeest in het land in het noorden, langs de rivier de Eufraat.

11. Ga naar Gilead en haal zalf, hoofdstad van Egypte. Je haalt allerlei geneesmiddelen, maar ze zullen je niet helpen. Je zal niet genezen.

12. Alle volken horen hoe slecht je er aan toe bent. In je hele land is je gejammer te horen. Want je helden zijn over elkaar gestruikeld. Ze zijn gevallen en gedood."

13. Toen koning Nebukadnezar met zijn leger Egypte kwam aanvallen, zei de Heer tegen mij:

14. "Vertel het rond in Egypte en zeg het in Migdol, Nof en Tachpanes: Stel je leger op en maak je klaar voor de strijd. Want het zwaard komt jullie verslinden.

15. Waarom hielden jullie machtigen geen stand? Omdat de Heer hen neersloeg!

16. De soldaten vielen in grote aantallen. Ze vielen over elkaar heen en riepen: 'Terug! Terug naar ons volk en ons geboorteland! Vlucht weg van de strijd!'

17. Daar riepen zij: 'De Farao is een opschepper! Hij liet het moment om in te grijpen voorbij gaan.'

18. Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Koning, de Heer van de hemelse legers: Er komt iemand aan die zo machtig is als de berg Tabor, zo sterk als de berg Karmel aan de zee.

19. Bewoners van Nof, bereid je er maar op voor dat hij jullie gevangen zal meenemen. Leg maar alvast klaar wat jullie mee willen nemen. Want Nof zal verwoest en verbrand worden. Er zal niemand meer wonen.

20. Egypte lijkt op een prachtig kalf. Maar dat kalf wordt geslacht door een slachter uit het noorden.

21. Ook Egyptes huursoldaten lijken op prachtig vetgemeste kalveren. Maar ook zij slaan op de vlucht en houden geen stand. Want het is de dag van hun ondergang, de dag dat ze worden gestraft.