BasisBijbel

Jeremia 40:4-8 BasisBijbel (BB)

4. Ik zal je boeien losmaken. Als je wil, mag je met mij meegaan naar Babel. Dan zal ik er op letten dat niemand je kwaad doet. Maar als je niet mee wil naar Babel is het ook goed. Je kan gaan wonen waar je wil. Doe wat je wil."

5. Ik aarzelde of ik moest teruggaan of niet. Toen zei Nebuzaradan: "De koning van Babel heeft Gedalja (de zoon van Ahikam, die een zoon was van [ de schrijver ] Safan) aangewezen als bestuurder van Juda. Als je besluit om terug te gaan, ga dan naar hem en de mensen die in Juda achterblijven. Je mag ook ergens anders gaan wonen. Je mag gaan en staan waar je wil." Hij gaf mij eten voor onderweg en een geschenk. Daarna liet hij me gaan.

6. Ik besloot naar Gedalja in Mizpa te gaan. Ik bleef bij hem en bij de mensen die in het land waren achtergelaten.

7. Een aantal aanvoerders van het leger van Juda was met hun mannen gevlucht en had zich verborgen. Zij hoorden dat de koning van Babel Gedalja had aangewezen om namens hem het land te besturen. Hij moest toezicht houden op de mannen, vrouwen en kinderen die te arm waren geweest om meegenomen te worden naar Babel.

8. De gevluchte legeraanvoerders gingen met hun mannen naar Gedalja in Mizpa. Dat waren Ismaël de zoon van Netanja, Johanan en Jonatan de zonen van Karea, Seraja de zoon van Tanchumet, de zonen van Efai uit Netofa en Jezanja uit Maächa.