BasisBijbel

Jeremia 38:15-28 BasisBijbel (BB)

15. Maar ik antwoordde: "Als ik u eerlijk antwoord geef, weet ik zeker dat u mij zal doden. En als ik u raad geef, zult u niet naar mij luisteren."

16. Toen zwoer de koning mij in het geheim: "Ik zweer bij de Heer die ons het leven heeft gegeven: ik zal je niet doden en ik zal je niet uitleveren aan de mannen die je dood willen hebben."

17. Toen zei ik tegen Zedekia: "Dit zegt de Heer, de God van de hemelse legers, de God van Israël: Als u zich vrijwillig overgeeft aan de koning van Babel, zult u in leven blijven. En Jeruzalem zal niet in brand gestoken worden. U en uw hele familie zullen in leven blijven.

18. Maar als u zich niet overgeeft, zullen de Babyloniërs deze stad veroveren en in brand steken. En u zal ook in hun macht komen."

19. Maar koning Zedekia antwoordde: "Ik ben bang voor de Judeeërs die naar de Babyloniërs zijn overgelopen. Want ik ben bang dat de Babyloniërs mij aan hen zullen uitleveren. Zij zullen me bespotten."

20. Ik zei: "Dat zal niet gebeuren. Doe alstublieft wat de Heer zegt. Dan zal het goed met u aflopen en zult u in leven blijven.

21. De Heer heeft mij laten weten wat er gebeurt als u zich niet overgeeft.

22. De Heer zei tegen mij: Alle vrouwen die nog in het paleis zijn, zullen worden meegenomen naar de leiders van Babel. Deze vrouwen zullen u beschuldigen: 'Uw vrienden hebben u bedrogen. Nu u in de modder wegzakt, laten ze u in de steek!'

23. Al uw vrouwen en zonen zullen meegenomen worden naar Babylonië. U zelf ook. U zal de gevangene van de koning van Babel worden en deze stad zal in brand gestoken worden."

24. Koning Zedekia zei: "Als je ook maar tegen íemand zegt wat we hier besproken hebben, laat ik je doden.

25. Als de leiders er achter komen dat ik met je gesproken heb, zullen ze willen weten wat er gezegd is. Ze zullen naar je toe komen en je met de dood bedreigen om te weten wat we besproken hebben. Zeg dan tegen hen:

26. 'Ik heb de koning gesmeekt om mij niet opnieuw op te sluiten in het huis van Jonatan. Want daar ga ik dood.'

27. Toen de leiders mij kwamen ondervragen, gaf ik het antwoord dat de koning mij bevolen had. Toen lieten ze me met rust, want verder wist niemand ervan.

28. En ik bleef in de gevangenis op de binnenplaats van het paleis tot de dag dat Jeruzalem werd veroverd door de Babyloniërs.