BasisBijbel

Jeremia 31:19-35 BasisBijbel (BB)

19. Ik heb eindelijk begrepen dat ik verkeerd gedaan heb. Ik heb er heel erg spijt van. Ik schaam me diep over wat ik vroeger heb gedaan.'

20. Maar Israël is mijn lievelingszoon! Hij is mijn troetelkind. Elke keer als Ik zijn naam noem, voel Ik hoeveel Ik van hem houd. Ik heb medelijden met hem. Daarom zal Ik weer goed voor hem zijn, zegt de Heer.

21. Vrouwe Jeruzalem, zorg dat je goed de weg kan vinden! Zet wegwijzers neer. Neem de grote weg. Kom terug, kom terug naar je steden hier.

22. Hoelang zul je nog blijven weglopen, zoals een dochter die wegloopt van haar vader? Ik zal ervoor zorgen dat er iets gebeurt dat nog nooit eerder gebeurd is: Jeruzalem zal Míj innig omhelzen, in plaats van dat Ik Jeruzalem innig omhels.

23. Dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Ik zal een einde maken aan de gevangenschap van Juda. Dan zullen de mensen in de steden van Juda weer zeggen: 'De Heer zal goed voor je zijn, stad van rechtvaardigheid, heilige berg!'

24. Jeruzalem en de steden van Juda zullen weer bewoond worden. Er zullen weer boeren zijn, en herders die met hun kudden rondtrekken.

25. Want de mensen die moe zijn, vul Ik met nieuwe kracht. De mensen die bedroefd waren, geef Ik nieuwe blijdschap."

26. Toen werd ik wakker. Wat had de Heer me prachtige dingen laten zien in mijn droom!

27. Toen zei de Heer: "Op een dag zal Ik ervoor zorgen dat het koninkrijk Israël en het koninkrijk Juda weer vol mensen en vol vee worden.

28. Eerst heb Ik hen uitgerukt en afgebroken, verwoest en vernietigd door allerlei rampen. Maar Ik zal hen ook weer planten en opbouwen, zegt de Heer.

29. Nu zeggen de mensen: 'De vaders hebben zure druiven gegeten en daardoor zijn de tanden van de kinderen stroef geworden.' Maar in die tijd zullen ze dat niet meer zeggen.

30. Want iedereen wordt zelf gestraft voor de verkeerde dingen die hij doet. Iedereen die onrijpe druiven eet, zal zelf stroeve tanden krijgen.

31. Op een dag zal Ik met het koninkrijk Israël en met het koninkrijk Juda een nieuw verbond sluiten, zegt de Heer.

32. Het zal een ander verbond zijn dan het verbond dat Ik met hun voorouders heb gesloten, toen Ik hen bij de hand nam en uit Egypte haalde. Zíj hebben zich niet aan dat verbond gehouden, ook al ben Ik hun Heer.

33. Maar het nieuwe verbond dat Ik in die tijd met het volk Israël zal sluiten, zal anders zijn, zegt de Heer. Ik zal mijn wet [ niet meer in steen, maar ] in hun binnenste schrijven, in hun hart en in hun verstand. En Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.

34. Dan zullen ze elkaar niet meer hoeven te leren wie Ik ben. Want iedereen, van hoog tot laag, zal Mij kennen, zegt de Heer. Ik zal hun al hun ongehoorzaamheid vergeven. Ik zal er zelfs niet meer aan denken.

35. Ik ben de Heer van de hemelse legers. Ik laat overdag de zon schijnen en 's nachts de maan en de sterren. Ik jaag de golven van de zee op zodat ze bruisen en schuimen.