BasisBijbel

Jeremia 23:26-40 BasisBijbel (BB)

26. Hoelang zullen ze nog doorgaan met het profeteren van leugens? Want wat ze zeggen, hebben ze zelf bedacht.

27. Ze vertellen hun dromen met de bedoeling dat mijn volk Mij zal vergeten. Net zoals hun voorouders Mij vergeten zijn door andere goden te gaan aanbidden.

28. Een profeet die een droom heeft gehad, kan zijn eigen droom vertellen. Maar een profeet tegen wie Ik heb gesproken, moet precies zeggen wat Ik hem heb gezegd. Het eerste is als waardeloos stro, maar het tweede is als voedzaam graan, zegt de Heer.

29. Mijn woorden zijn immers als een vuur, zegt de Heer. Ze zijn als een hamer die rotsen stukslaat.

30. Maar die profeten doen maar alsof Ik tot hen gesproken heb. Ze praten elkaar na. Let op, Ik zal hen daarvoor straffen.

31. Ze profeteren iets en beweren dat het mijn woorden zijn. Let op, Ik zal hen daarvoor straffen.

32. Hun dromen zijn bedrog, zegt de Heer. Ze vertellen die om mijn volk te bedriegen. Ze kramen alleen maar leugens en onzin uit. Ik heb hen niet gestuurd en hun geen opdracht gegeven om te spreken. De mensen hebben helemaal niets aan hen, zegt de Heer. Let op, Ik zal hen daarvoor straffen."

33. [ De Heer zei: ] "Jeremia, wanneer iemand van het volk, van de profeten of van de priesters aan je vraagt, 'Jeremia, waarmee valt de Heer ons nu weer lastig?' dan moet je zeggen: 'Lastig vallen? Nee, júllie zijn lastig! Daarom zal de Heer jullie verlaten, zegt de Heer.'

34. Iedereen die zegt: 'De Heer valt ons lastig,' zal door Mij worden gestraft, samen met alle mensen in zijn huis.

35. Ik wil dat jullie voortaan tegen elkaar zeggen: 'Wat heeft de Heer geantwoord?' of: 'Wat heeft de Heer tegen je gezegd?'

36. Maar jullie mogen niet meer zeggen: 'Waarmee valt de Heer ons lastig?' Want jullie zullen last krijgen van jullie eigen woorden. Want jullie hebben de woorden van de levende God verdraaid, de woorden van de God van de hemelse legers, onze God.

37. Jullie moeten tegen de profeet zeggen: 'Wat heeft de Heer geantwoord?' of 'Wat heeft de Heer tegen je gezegd?'

38. Ik wil jullie niet meer horen zeggen: 'Waarmee valt de Heer ons lastig?' Maar omdat jullie dat tóch zeggen,

39. zal Ik jullie als een last oppakken en wegsmijten, samen met de stad die Ik aan jullie en jullie voorouders gegeven heb. En Ik zal niet meer aan jullie denken.

40. Voor altijd zullen jullie voor schut staan. Niemand zal vergeten wat er met jullie is gebeurd."