BasisBijbel

Jeremia 23:17-36 BasisBijbel (BB)

17. Ze zeggen aldoor tegen de mensen die niets meer met Mij te maken willen hebben: 'Dit zegt de Heer: er zal vrede zijn.' En tegen iedereen die Mij ongehoorzaam is, zeggen ze: 'Er zal je geen kwaad overkomen.'

18. Maar wie van hen is bij Mij geweest om te horen wat Ik wil zeggen?

19. Let op, Ik laat een storm komen, een wervelstorm, de storm van mijn woede. Die storm barst los over alle mensen die zich niets van Mij aantrekken.

20. En mijn woede zal niet overgaan, totdat Ik heb gedaan wat Ik van plan was. Ooit zullen jullie dat duidelijk zien.

21. Ik heb die profeten niet gestuurd. Toch zijn zij gegaan. Ik heb niet tegen hen gesproken. Toch hebben zij geprofeteerd.

22. Maar als ze bij Mij waren geweest, zouden ze tegen mijn volk míjn woorden hebben gesproken. Dan zou het volk gestopt zijn met de slechte dingen die ze doen en bij Mij teruggekomen zijn.

23. Ben Ik alleen een God van dichtbij? zegt de Heer. Ben Ik niet ook een God van ver weg?

24. Zou iemand zich zó [ ver van Mij ] kunnen verbergen dat Ik hem niet zou zien? zegt de Heer. Ik ben toch overal in de hemel en overal op de aarde? zegt de Heer.

25. Ik heb gehoord wat de profeten voor leugens profeteren. Ze zeggen: 'Ik heb dit gedroomd, ik heb dat gedroomd.'

26. Hoelang zullen ze nog doorgaan met het profeteren van leugens? Want wat ze zeggen, hebben ze zelf bedacht.

27. Ze vertellen hun dromen met de bedoeling dat mijn volk Mij zal vergeten. Net zoals hun voorouders Mij vergeten zijn door andere goden te gaan aanbidden.

28. Een profeet die een droom heeft gehad, kan zijn eigen droom vertellen. Maar een profeet tegen wie Ik heb gesproken, moet precies zeggen wat Ik hem heb gezegd. Het eerste is als waardeloos stro, maar het tweede is als voedzaam graan, zegt de Heer.

29. Mijn woorden zijn immers als een vuur, zegt de Heer. Ze zijn als een hamer die rotsen stukslaat.

30. Maar die profeten doen maar alsof Ik tot hen gesproken heb. Ze praten elkaar na. Let op, Ik zal hen daarvoor straffen.

31. Ze profeteren iets en beweren dat het mijn woorden zijn. Let op, Ik zal hen daarvoor straffen.

32. Hun dromen zijn bedrog, zegt de Heer. Ze vertellen die om mijn volk te bedriegen. Ze kramen alleen maar leugens en onzin uit. Ik heb hen niet gestuurd en hun geen opdracht gegeven om te spreken. De mensen hebben helemaal niets aan hen, zegt de Heer. Let op, Ik zal hen daarvoor straffen."

33. [ De Heer zei: ] "Jeremia, wanneer iemand van het volk, van de profeten of van de priesters aan je vraagt, 'Jeremia, waarmee valt de Heer ons nu weer lastig?' dan moet je zeggen: 'Lastig vallen? Nee, júllie zijn lastig! Daarom zal de Heer jullie verlaten, zegt de Heer.'

34. Iedereen die zegt: 'De Heer valt ons lastig,' zal door Mij worden gestraft, samen met alle mensen in zijn huis.

35. Ik wil dat jullie voortaan tegen elkaar zeggen: 'Wat heeft de Heer geantwoord?' of: 'Wat heeft de Heer tegen je gezegd?'

36. Maar jullie mogen niet meer zeggen: 'Waarmee valt de Heer ons lastig?' Want jullie zullen last krijgen van jullie eigen woorden. Want jullie hebben de woorden van de levende God verdraaid, de woorden van de God van de hemelse legers, onze God.