BasisBijbel

Jeremia 22:2-18 BasisBijbel (BB)

2. Koning van Juda, uit de familie van David, luister nu naar wat de Heer zegt. Luister, samen met uw dienaren en uw volk dat door deze poorten binnenkomt.

3. Dit zegt de Heer: Zorg ervoor dat u weer rechtvaardig rechtspreekt. Veroordeel schuldige mensen en spreek onschuldige mensen vrij. Zorg ervoor dat vreemdelingen niet slecht behandeld worden. Kom op voor de weeskinderen en weduwen. Zorg ervoor dat er geen onschuldige mensen gedood worden in deze stad.

4. Als u doet wat Ik zeg, zullen de koningen uit de familie van David koning blijven. Ze zullen door de poorten van dit paleis naar binnen blijven gaan op hun wagens en paarden, met hun dienaren en hun volk.

5. Maar als u niet naar Mij luistert, zal Ik dit paleis verwoesten. Dat heb Ik bij Mijzelf gezworen, zegt de Heer.

6. Want dit zegt de Heer over de familie van de koning van Juda: U bent voor Mij zo kostbaar als het prachtige land Gilead, als de top van de Libanon. Maar toch zal Ik u veranderen in een woestijn, een onbewoond land.

7. Ik heb vernietigers bevolen om met hun wapens te komen. En ze zullen uw prachtige paleizen van cederhout omhakken en in brand steken.

8. Er zullen veel volken langs deze stad komen. En ze zullen tegen elkaar zeggen: 'Waarom heeft de Heer dit met deze grote stad gedaan?'

9. En ze zullen als antwoord krijgen: 'Omdat ze zich niet hebben gehouden aan hun verbond met hun Heer God. Ze zijn andere goden gaan aanbidden.' "

10. [ De Heer zei tegen Jeremia: ] "Treur niet over de dood van koning Josia. Treur liever over zijn zoon Sallum die gevangen is meegenomen. Want hij zal niet naar zijn geboorteland terugkomen.

11. Sallum werd na zijn vader koning van Juda, maar hij is uit deze stad weggehaald. Dit zegt de Heer: Sallum zal hier nooit meer terugkomen.

12. Hij zal sterven in het land waarheen hij gevangen is meegenomen. Hij zal dit land niet terugzien."

13. [ De Heer zegt: ] "Pas maar op, koning [ Jojakim ]! U heeft op een oneerlijke manier een schitterend paleis laten bouwen. U heeft de mensen gedwongen om het voor u te bouwen, zonder hen daarvoor te betalen.

14. U zei: 'Ik laat een heel groot paleis bouwen. Met een grote tweede verdieping, grote ramen en een dak van cederhout dat bestreken wordt met teer.'

15. Maar een paleis van cederhout maakt iemand nog geen koning! Uw vader [ Josia ] had te eten en te drinken. Hij was rechtvaardig. Daarom ging het goed met hem.

16. Hij kwam op voor de arme mensen. Daarom ging het goed met hem. Dát is de manier waarop iemand Mij als God erkent, zegt de Heer.

17. Maar u denkt alleen maar aan rijk worden. U bent oneerlijk en doodt onschuldige mensen. U onderdrukt en verdrukt.

18. Daarom zegt de Heer over u, koning Jojakim van Juda, zoon van koning Josia: De mensen zullen niet over uw dood treuren. Uw broers zullen niet zeggen: 'Mijn arme broer!' Niemand zal zeggen: 'Mijn arme heer! Arme koning!'