BasisBijbel

Jeremia 2:7-15 BasisBijbel (BB)

7. En Ik bracht jullie naar een vruchtbaar land waar jullie van rijke oogsten konden eten. Maar toen jullie daar waren gekomen, hebben jullie mijn land bedorven met jullie afgoden. Nu walg Ik van dat land.

8. De priesters vroegen niet: 'Waar is de Heer?' Ze hielden zich wel met mijn wet bezig, maar wilden Míj niet kennen. De leiders hadden als herders mijn volk moeten leiden. Maar ze trokken zich niets van Mij aan. En de profeten spraken [ niet meer namens Mij, maar ] namens andere goden. Ze waren zinloos bezig.

9. Daarom zal Ik een rechtszaak beginnen tegen jullie[ , jullie kinderen ] en jullie kleinkinderen.

10. Steek maar eens over naar de eilanden van de Kittieten [ (= Cyprus) in het westen ] en kijk daar eens. Stuur maar eens boodschappers naar Kedar [ in het oosten ] en laat hen daar goed rondkijken of daar ooit zoiets is gebeurd.

11. Hebben die volken ooit hun goden geruild voor andere goden? En dat zijn niet eens goden! Maar mijn volk heeft zijn God verruild voor iets waar je niets aan hebt.

12. Hemel, hoor je dat? Wees geschokt en beef! Huil hierover!

13. Mijn volk heeft twee vreselijke dingen gedaan. Ze hebben Mij, de Bron met levend [ vers ] water, verlaten. En in plaats daarvan hebben ze regenbakken gebouwd. Gebarsten bakken waar het water uit wegloopt.

14. Is Israël soms een slaaf? Is Israël als slaaf geboren? [ Nee! ] Waarom is hij dan gevangen genomen?

15. De vijanden brullen als leeuwen boven Israël, hun prooi. Ze hebben het land verwoest en de steden verbrand, zodat er niemand meer woont.