BasisBijbel

Jeremia 2:4-23 BasisBijbel (BB)

4. Luister nu naar wat de Heer zegt, stammen van Israël!

5. De Heer zegt: Wat heb Ik je voorouders voor kwaad gedaan? Wat hadden ze voor reden om Mij te verlaten? Waarom zijn ze machteloze afgoden gaan aanbidden? Nu zijn ze zelf machteloos geworden!

6. Waarom vroegen ze niet: 'Waar is de Heer die ons uit Egypte heeft bevrijd? De God die ons door de woestijn leidde?' Ik leidde jullie door dat land van steppen en kuilen, droogte en dood. Dat land waar niemand woont en waar niemand doorheen trekt.

7. En Ik bracht jullie naar een vruchtbaar land waar jullie van rijke oogsten konden eten. Maar toen jullie daar waren gekomen, hebben jullie mijn land bedorven met jullie afgoden. Nu walg Ik van dat land.

8. De priesters vroegen niet: 'Waar is de Heer?' Ze hielden zich wel met mijn wet bezig, maar wilden Míj niet kennen. De leiders hadden als herders mijn volk moeten leiden. Maar ze trokken zich niets van Mij aan. En de profeten spraken [ niet meer namens Mij, maar ] namens andere goden. Ze waren zinloos bezig.

9. Daarom zal Ik een rechtszaak beginnen tegen jullie[ , jullie kinderen ] en jullie kleinkinderen.

10. Steek maar eens over naar de eilanden van de Kittieten [ (= Cyprus) in het westen ] en kijk daar eens. Stuur maar eens boodschappers naar Kedar [ in het oosten ] en laat hen daar goed rondkijken of daar ooit zoiets is gebeurd.

11. Hebben die volken ooit hun goden geruild voor andere goden? En dat zijn niet eens goden! Maar mijn volk heeft zijn God verruild voor iets waar je niets aan hebt.

12. Hemel, hoor je dat? Wees geschokt en beef! Huil hierover!

13. Mijn volk heeft twee vreselijke dingen gedaan. Ze hebben Mij, de Bron met levend [ vers ] water, verlaten. En in plaats daarvan hebben ze regenbakken gebouwd. Gebarsten bakken waar het water uit wegloopt.

14. Is Israël soms een slaaf? Is Israël als slaaf geboren? [ Nee! ] Waarom is hij dan gevangen genomen?

15. De vijanden brullen als leeuwen boven Israël, hun prooi. Ze hebben het land verwoest en de steden verbrand, zodat er niemand meer woont.

16. Zelfs de Egyptenaren uit Nof en Tachpanes kwamen je heuvels kaalscheren!

17. Dat komt doordat jullie je Heer God hebben verlaten. En dat terwijl Hij jullie leidde!

18. Waarom gaan jullie naar Egypte om daar water uit de Nijl te drinken? En waarom gaan jullie naar Assur om water uit de Eufraat te drinken?

19. Dat is verkeerd en het zal jullie veel kwaad doen. Geef toch toe dat het verkeerd van jullie was om je Heer God te verlaten. Dat het verkeerd was om geen ontzag meer voor Hem te hebben. Dit zeg Ik, de Heer van de hemelse legers.

20. Ik heb je vroeger bevrijd uit de slavernij [ in Egypte ]. Maar je wilde Mij niet dienen. Op elke hoge heuvel en onder elke grote boom aanbid je allerlei andere goden.

21. Maar Ik had het anders bedoeld. Ik had je geplant als een wijnstruik van de allerbeste soort. Maar je bent helemaal veranderd. Je bent zó verwilderd, dat je meer lijkt op een wilde wijnstruik waar nooit voor gezorgd is!

22. Je bent heel erg schuldig. Zelfs als je je met bijtend zuur en sterke zeep zou wassen, zou Ik nog steeds de schuld van je ongehoorzaamheid kunnen zien, zegt de Heer.

23. Hoe kun je beweren: 'Ik ben niet vuil. Ik ben geen andere goden gaan aanbidden.' Ik zie toch Zelf waar je in het dal heen gaat? Ik zie wat je daar doet. Je lijkt wel een onrustig rondrennende vrouwtjes-kameel, of een vrouwtjes-ezel in de woestijn.