BasisBijbel

Jeremia 17:8-25 BasisBijbel (BB)

8. Hij lijkt op een boom die langs het water is geplant. Zijn wortels groeien tot aan de beek. Hij merkt de hitte niet eens. Zijn bladeren blijven altijd fris en groen. Als er een jaar geen regen valt, maakt hij zich geen zorgen. Er groeien altijd vruchten aan hem.

9. Het hart van de mens is bedrieglijker dan alle andere dingen. Het is door en door slecht. Wie kan werkelijk weten wat er diep in zijn hart is?

10. Ik, de Heer, weet wat er in het hart van een mens is. Ik ken ieders diepst verborgen gedachten. Daardoor kan Ik iedereen geven wat hij verdiend heeft. Ik beloon ieder mens naar wat hij heeft gedaan, goed of slecht.

11. Iemand die op oneerlijke manier rijk wordt, lijkt op een patrijsvogel die eieren legt maar ze niet uitbroedt. Nog voordat zo iemand oud is, zal Ik hem al zijn rijkdom weer afnemen. Bij zijn dood zal hij een arme dwaas zijn."

12. [ Jeremia zegt: ] "Heer, onze prachtige tempel, hoog op de berg, is uw schitterende troon. Al vanaf de eerste dag is onze tempel het mooiste wat er is.

13. Heer, U bent de Hoop van Israël. Alleen U kan redden. Heer, het zal slecht aflopen met de mensen die U verlaten. De mensen die zich niets van mijn woorden aantrekken, zijn ten dode opgeschreven. Want ze hebben U verlaten, de Bron van water dat leven geeft."

14. [ Jeremia zegt: ] "Genees mij, Heer, dan zal ik weer gezond zijn. Help mij, dan zal ik gered zijn. U prijs ik.

15. De mensen zeggen tegen me: 'Nou, wanneer gaat het gebeuren wat de Heer tegen je heeft gezegd? Komt er nog wat van?'

16. Maar ik heb U niet gevraagd of ik uw herder mocht zijn! Ook heb ik U niet om al die ellende voor mijn volk gevraagd! U weet alles wat ik heb gezegd.

17. Maak me alstublieft niet bang. Want alleen bij U ben ik veilig.

18. Heer, zorg ervoor dat de mensen die mij bedreigen, voor schut komen te staan! Maar ík niet! Laat hén doodsbang zijn, Heer, maar niet míj! Stort alle ellende over hen uit. Geef hun dubbel en dwars wat ze verdiend hebben, zodat ze helemaal vernietigd zullen worden."

19. De Heer zei tegen mij: "Ga in de stadspoort staan waar de koningen van Juda Jeruzalem ingaan en uitgaan. Ga ook naar alle andere poorten van Jeruzalem.

20. Zeg daar tegen de mensen: Luister naar wat de Heer zegt, koningen van Juda. Luister, volk van Juda en alle bewoners van Jeruzalem die door deze poorten binnen komen!

21. Dit zegt de Heer: Denk erom dat jullie op de heilige rustdag niet met koopwaar rondlopen. En dat jullie geen koopwaar door de stadspoorten Jeruzalem binnen brengen. Want het zal je je leven kosten.

22. Breng op de heilige rustdag ook geen koopwaar je huis uit om te verkopen. Jullie mogen op de heilige rustdag helemaal niet werken. Ik heb jullie voorouders bevolen dat ze zich hieraan moeten houden, omdat de heilige rustdag voor Mij is.

23. Maar ze hebben niet naar Mij willen luisteren. Ze zijn koppig en ongehoorzaam geweest. Ze weigerden te gehoorzamen als Ik hen bestrafte.

24. Maar jullie, luister nu naar Mij, zegt de Heer. Breng op de heilige rustdag geen koopwaar meer de stad in. Werk helemaal niet op de heilige rustdag. Want de heilige rustdag is voor Mij. Houd je daaraan.

25. Dan zullen jullie koningen uit de familie van David door deze poorten de stad in blijven komen op hun wagens en paarden. Zij en de leiders en raadgevers, de mannen van Juda en de bewoners van Jeruzalem. Dan zal deze stad voor altijd bewoond blijven.