BasisBijbel

Hooglied 1:6-17 BasisBijbel (BB)

6. Let er niet op dat mijn huid zo donker is,dat hij donkerbruin is van de zon.Mijn broers waren hard voor mij.Ik moest van hen de wijngaard bewaken.Maar voor mijzelf, mijn eigen wijngaard, heb ik niet gezorgd.

7. Allerliefste, zeg me toch waar jij je kudden laat grazen!Vertel me waar je 's middags je dieren laat rusten.Of moet ik de kudden van je vrienden langs gaan om je te zoeken?"

8. [ Hij: ] "Als je het niet weet, mooiste van alle meisjes,volg dan de sporen van de schapen.Laat je geiten maar achter bij de andere herders.

9. Allerliefste, je bent zo sierlijk als een paardje voor de wagen van de Farao.

10. Je bent zo mooi, met die oorhangers langs je wangen,en die parelkettingen om je hals.

11. Ik zal gouden sieraden voor je maken, met balletjes van zilver."

12. [ Zij: ] "Terwijl de koning bij mij aan tafel is,denk ik aan mijn liefste.

13. Mijn liefste is voor mij als een parfum in mijn hals.

14. Hij is als een tros hennabloemenuit de wijngaarden van Engedi."

15. [ Hij: ] "Wat ben je toch mooi, mijn liefste,wat ben je toch mooi!Je hebt de ogen van een duif."

16. [ Zij: ] "Liefste, wat ben je mooi,wat is het heerlijk bij je.Het gras en mos zijn ons bed.

17. De cederbomen zijn de balken van ons daken de cipressen zijn de muren van ons huis."