Hooglied

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8

BasisBijbel

Hooglied 7 BasisBijbel (BB)

1. [ Hij: ] "Wat loop je sierlijk op je sandalen.Je lijkt wel een koningsdochter!Je heupen zijn zo rond als een halsketting.Ze lijken wel door een kunstenaar gemaakt.

2. Je navel lijkt op een prachtige komwaar altijd wijn in zit.

3. Je buik glanst als een hoopje tarwe tussen de lelies.

4. Je borsten zijn glanzend bruin als twee jonge gazellen.Je hals lijkt op een toren van ivooren je ogen lijken op de vijvers van Hesbon bij de Bat-Rabbimpoort.Je neus lijkt op een wachttoren in de Libanon vanwaar je Damaskus kunt zien.

5. Je hoofd staat net zo fier als de berg Karmel.Je haar heeft een dieprode glans.Met je lange haar heb je een koning gevangen!

6. Wat is de liefde toch heerlijk.Het is het mooiste wat je verlangen kan.

7. Je bent zo slank en sierlijk als een dadelpalm.Je borsten zijn de dadeltrossen.

8. Ik dacht: 'Ik wil in die dadelpalm klimmenen van de dadels eten.'Je borsten zijn zo heerlijk als druiventrossenen je adem ruikt naar appeltjes.

9. Je mond is zo heerlijk als zoete wijn…"

10. Ik ben van mijn liefste.Hij verlangt naar mij.

11. Kom, liefste, laten we naar het veld gaan,laten we daar in het gras overnachten.

12. Laten we 's morgens heel vroeg naar de wijngaarden gaanom te kijken of er al bloesems aan de takken komen.Laten we gaan kijken hoe de bloesems opengaanen hoe de granaatappelbomen bloeien.Daar zal ik je mijn liefde geven.

13. De liefdesappeltjes geuren heerlijk.Bij ons huis groeien heerlijke vruchten.Ik heb alle vruchten voor jou bewaard, mijn liefste."