BasisBijbel

Handelingen 9:3-20 BasisBijbel (BB)

3. Met die brieven reisde Saulus naar Damaskus. Toen hij vlak bij de stad was, straalde er plotseling een fel licht uit de hemel om hem heen.

4. Hij viel op de grond en hoorde een stem zeggen: "Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?"

5. Saul vroeg: "Wie bent U, Heer?" De Heer zei: "Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar het is heel moeilijk voor je om tegen mijn wil in te gaan!"

6. Saulus was hevig geschrokken en vroeg: "Heer, wat moet ik doen?" En de Heer zei: "Sta op en ga de stad in. Daar zul je horen wat je moet doen."

7. De mannen die met hem meereisden, waren stomverbaasd. Want ze hoorden wel de stem, maar zagen niemand.

8. Saulus stond van de grond op. Maar toen hij zijn ogen opendeed, kon hij niets zien. Ze namen hem bij de hand en brachten hem naar Damaskus.

9. Drie dagen lang kon hij niet zien. En hij at niets en dronk niets.

10. In Damaskus woonde een leerling [ van Jezus ] die Ananias heette.

11. Hij zag de Heer die tegen hem zei: "Ananias!" Hij antwoordde: "Ja, Heer." De Heer zei: "Ga naar de Rechtestraat. Vraag bij het huis van Judas naar een man die Saulus heet. Hij komt uit Tarsus. Hij is aan het bidden.

12. Hij heeft in zijn gebed een man zien binnen komen die Ananias heet. Die legde hem de handen op, zodat hij weer kon zien."

13. Ananias antwoordde: "Maar Heer, ik heb van heel veel mensen gehoord dat deze man uw gelovigen in Jeruzalem veel kwaad heeft gedaan.

14. En nu heeft hij toestemming gekregen om hier alle mensen gevangen te nemen die U aanbidden!"

15. Maar de Heer zei tegen hem: "Ga, want Ik heb hem uitgekozen. Hij moet aan niet-Joodse volken, aan koningen en aan het volk Israël over Mij gaan vertellen.

16. En Ik zal hem laten zien hoeveel hij moet lijden voor zijn geloof in Mij."

17. Ananias ging naar het huis. Hij legde Saulus de handen op en zei: "Saul, broeder, ik ben gestuurd door de Heer Jezus die jij hebt gezien toen je hierheen onderweg was. Hij wil dat je weer kan zien, en dat je vol wordt van de Heilige Geest."

18. Onmiddellijk leek het alsof er korsten van zijn ogen vielen. Hij kon weer zien. Hij stond op en liet zich dopen.

19. Toen hij gegeten had, voelde hij zich beter. Saulus bleef een paar dagen bij de leerlingen in Damaskus.

20. Hij ging onmiddellijk in de synagoge staan vertellen dat Jezus de Zoon van God is.