BasisBijbel

Handelingen 26:21-28 BasisBijbel (BB)

21. Dit zijn de dingen waarvoor de Joden mij in de tempel hebben gegrepen. Dit is de reden dat ze hebben geprobeerd om mij te doden.

22. Maar God heeft mij altijd geholpen. En dat doet Hij nog steeds. Zo sta ik hier dus en vertel u niets anders dan wat de profeten en Mozes [ ook al ] hebben gezegd.

23. Zij zeiden dat de Messias zou lijden. En dat Hij de eerste zou zijn die uit de dood zou opstaan. Ook dat Hij aan het Joodse volk en aan de andere volken het licht van het goede nieuws zou brengen."

24. Dit was Paulus' verdediging tegen de beschuldigingen van de Joden. Maar Festus zei luid tegen hem: "Je praat onzin, Paulus. Je hebt te veel gestudeerd. Daardoor ben je verward geraakt."

25. Maar Paulus zei: "Geachte Festus, ik praat geen onzin. Wat ik zeg is de zuivere waarheid. Het komt uit een gezond verstand.

26. Koning Agrippa weet van deze dingen af en ik durf hem hierover te vertellen. Want ik kan niet geloven dat hij niets van deze dingen weet. Ze zijn immers niet in een uithoek van het land gebeurd.

27. Koning Agrippa, gelooft u de profeten? Ik weet dat u ze gelooft!"

28. Maar Agrippa zei tegen Paulus: "Je wil wel heel snel een Christen van mij maken!"