BasisBijbel

Handelingen 25:11-27 BasisBijbel (BB)

11. Als ik schuldig ben en de doodstraf verdien, verzet ik mij daar niet tegen. Maar als er niets waar is van de dingen waarvan ze mij beschuldigen, dan kan niemand mij aan hen uitleveren om hun een plezier te doen. Ik wil dat de keizer zelf over mij rechtspreekt!"

12. Festus overlegde met de Vergadering. Toen antwoordde hij Paulus: "Jij wil dat de keizer over jou rechtspreekt. Goed, je zal naar de keizer gaan!"

13. Een paar dagen later kwamen koning Agrippa en zijn vrouw Bernice naar Cesarea om Festus te begroeten.

14. Toen ze daar een aantal dagen waren, vertelde Festus aan Agrippa over Paulus. Hij zei: "Felix heeft hier een man achtergelaten in de gevangenis.

15. Hij wordt door de leiders van de priesters en de leiders van de Joden beschuldigd. Ze kwamen met hun beschuldigingen naar me toe toen ik in Jeruzalem was. Ze wilden dat ik die man ter dood zou veroordelen.

16. Ik antwoordde hun dat de Romeinen niet de gewoonte hebben om iemand zomaar uit te leveren om een ander een plezier te doen. De man die wordt beschuldigd, moet de kans krijgen om zich te verdedigen tegen de mensen die hem beschuldigen.

17. Toen zijn die Joden hierheen gekomen. De volgende dag heb ik onmiddellijk die man laten brengen om over hem recht te spreken.

18. Ze beschuldigden hem niet van de erge dingen die ik had verwacht.

19. Maar ze waren het niet met hem eens over dingen die met hun godsdienst te maken hebben. Ook ging het over iemand die Jezus heet. Die Jezus is gestorven, maar Paulus zegt dat Hij leeft.

20. Ik wist niet goed wat ik moest doen. Daarom vroeg ik of hij naar Jeruzalem wilde, om dáár voor die dingen terecht te staan.

21. Maar Paulus zei dat hij wilde dat de keizer zelf over hem zou rechtspreken. Daarom heb ik bevolen dat Paulus gevangen gehouden moet worden tot ik hem naar de keizer kan laten brengen."

22. Agrippa zei: "Ik zou die man ook wel eens willen horen." Festus zei: "Morgen kunt u hem horen."

23. De volgende dag kwamen Agrippa en Bernice met pracht en praal de zaal binnen. De commandanten en de belangrijkste mannen van de stad kwamen met hen mee. Toen werd Paulus gehaald.

24. Festus zei: "Koning Agrippa en alle andere mensen die hier zijn, hier ziet u de man van wie alle Joden riepen dat hij niet langer mocht blijven leven. Dat zeiden ze niet alleen in Jeruzalem, maar ook toen ze hier bij mij kwamen.

25. Maar ik kwam erachter dat hij niets had gedaan waarop de doodstraf staat. Maar hij zei dat hij wilde dat de keizer zelf over hem zou rechtspreken. Daarom besloot ik om hem naar de keizer te laten brengen.

26. Maar ik heb niets duidelijks om aan de keizer over hem te schrijven. Daarom heb ik hem bij u gebracht, koning Agrippa. Als u hem ook verhoord heeft, kan ik iets over hem schrijven.

27. Want het is vreemd om een gevangene naar de keizer te sturen en niet te zeggen waarvan hij wordt beschuldigd."