BasisBijbel

Handelingen 23:1-17 BasisBijbel (BB)

1. Paulus keek de Vergadering aan en zei: "Broeders, tot op vandaag heb ik een zuiver geweten tegenover God voor mijn gedrag."

2. Toen gaf de hogepriester Ananias bevel aan de mannen die naast Paulus stonden, om Paulus op zijn mond te slaan.

3. Paulus zei daarop tegen Ananias: "Wat bent u schijnheilig! God zal ú slaan! Want u zit vóór mij als rechter van de wet van God, maar u houdt u zelf niet eens aan die wet. Want u slaat mij, ook al zegt de wet dat dat niet mag!"

4. De andere mensen zeiden toen: "Durf jij de hogepriester van God uit te schelden?"

5. Paulus antwoordde: "Ik wist niet dat het de hogepriester was. Want er staat in de Boeken dat je een leider van je volk niet mag beledigen."

6. En omdat Paulus wist dat een deel van de mensen bij de Sadduceeërs hoorde en een ander deel bij de Farizeeërs, riep hij tegen de Vergadering: "Broeders, ik ben een Farizeeër en de zoon van een Farizeeër. Ik sta hier vandaag omdat ik geloof dat de mensen uit de dood zullen opstaan!"

7. Toen begonnen de Farizeeërs en de Sadduceeërs met elkaar ruzie te maken. De Vergadering raakte verdeeld.

8. Want de Sadduceeërs zeggen dat de mensen niet uit de dood opstaan. Ze geloven ook niet dat er engelen en geesten bestaan. Maar de Farizeeërs geloven die dingen juist wél.

9. Het werd een heel geschreeuw. Sommige Farizeeërs begonnen zelfs te vechten. Ze riepen: "Wij vinden niet dat deze man schuldig is! Stel dat een geest tegen hem heeft gesproken, of een engel! Dan zouden we nu tegen God strijden!"

10. Er ontstond een heel gevecht. De commandant werd bang dat Paulus aan stukken getrokken zou worden. Daarom liet hij Paulus door zijn soldaten tussen de mensen uit halen. Hij liet hem naar de kazerne brengen.

11. Die nacht stond de Heer bij Paulus. De Heer zei: "Houd moed! Want zoals je in Jeruzalem over Mij hebt gesproken, zul je ook in Rome over Mij spreken."

12. De volgende dag bedacht een aantal Joden een plan om Paulus te doden. En ze zwoeren dat ze niet zouden eten of drinken voordat ze Paulus hadden vermoord.

13. Er deden meer dan 40 mannen aan de samenzwering mee.

14. Ze gingen naar de leiders van de priesters en de leiders van het volk en zeiden: "Wij hebben gezworen dat we niets zullen eten of drinken voordat we Paulus hebben vermoord.

15. We hebben een plan. U laat samen met de Vergadering aan de commandant vragen om Paulus bij u te brengen. Doe alsof u meer wil weten van Paulus. Dan zorgen wij ervoor dat hij uit de weg geruimd wordt voordat hij hier is."

16. Maar Paulus' neefje hoorde dit. Hij ging naar de kazerne, liep naar binnen en vertelde het aan Paulus.

17. Paulus riep één van de hoofdmannen en zei: "Breng deze jongen naar de commandant. Hij moet hem iets belangrijks vertellen."