BasisBijbel

Handelingen 21:1-14 BasisBijbel (BB)

1. Zo namen we afscheid van elkaar. We gingen de zee op en voeren eerst recht naar Kos, de dag daarna naar Rhodos en van Rhodos naar Patara.

2. In Patara vonden we een schip dat naar Fenicië zou oversteken. We gingen aan boord en voeren weg.

3. We voeren langs Cyprus naar Syrië en kwamen in Tyrus aan. Daar zou de lading aan wal worden gebracht.

4. We bezochten de leerlingen in Tyrus en bleven zeven dagen bij hen. De leerlingen zeiden door de Heilige Geest dat Paulus niet naar Jeruzalem moest gaan.

5. Na die zeven dagen maakten we ons klaar om verder te reizen. Ze brachten ons met hun vrouwen en kinderen naar het schip. Ze liepen allemaal met ons mee tot buiten de stad. Op het strand knielden we neer om met elkaar te bidden. Daarna namen we afscheid van elkaar.

6. Wij gingen aan boord van het schip en zij gingen naar huis terug.

7. Van Tyrus voeren we naar Ptolomaïs. We bezochten de broeders en zusters daar en bleven één dag bij hen.

8. De volgende dag vertrokken we naar Cesarea. We gingen naar het huis van Filippus de evangelist. (Hij was één van de zeven. ) We bleven bij hem logeren.

9. Filippus had vier ongetrouwde dochters, die profeteren konden.

10. Toen we een paar dagen in Cesarea waren, kwam er een profeet uit Judea naar ons toe. Hij heette Agabus.

11. Hij nam Paulus' riem en bond daarmee zijn eigen handen en voeten vast. Toen zei hij: "Dit zegt de Heilige Geest: De man van wie deze riem is, zal door de Joden in Jeruzalem zó worden vastgebonden. En hij zal aan de Romeinen worden uitgeleverd."

12. Toen we dit hoorden, smeekten we Paulus allemaal om niet naar Jeruzalem te reizen.

13. Maar Paulus zei: "Wat zijn jullie aan het doen? Jullie maken het mij alleen maar moeilijk met jullie tranen. Ik vind het niet erg om vastgebonden te worden. Ik vind het zelfs niet erg om in Jeruzalem gedood te worden voor de Heer Jezus."

14. Toen we hem niet konden ompraten, hielden we op en zeiden: "Laat dan maar gebeuren wat de Heer wil."