BasisBijbel

Handelingen 2:24-33 BasisBijbel (BB)

24. Maar God heeft Hem weer levend gemaakt. Daarmee maakte Hij een einde aan de macht van de dood. De dood kon Hem niet vasthouden.

25. David heeft [ in de Psalmen ] over Jezus gezegd: 'Ik zag de Heer altijd vóór mij. Want Hij is bij mij. Hij zal mij altijd redden.

26. Daarom ben ik blij en prijs ik God. Ja, ik weet zeker dat ook mijn lichaam zal opstaan uit de dood.

27. Want U zal mij niet in het dodenrijk achterlaten. U zal uw heilige niet laten vergaan in de grond.

28. U heeft mij de weg naar het leven laten zien. Omdat U altijd dicht bij mij bent, zal ik altijd blij zijn.'

29. Broeders, ik kan over onze voorvader David rustig zeggen dat hij dood en begraven is. Want zijn graf is hier, tot op de dag van vandaag.

30. Maar David was een profeet. En God had hem gezworen dat een zoon uit zijn familie ná hem de Messias zou zijn en koning zou worden.

31. En omdat hij een profeet was, heeft hij in de toekomst gezien. Wat hij [ in die Psalm ] zei ging over de opstanding van de Messias uit de dood. Hij zei dat de Messias niet in het dodenrijk is achtergelaten en dat zijn lichaam niet is vergaan.

32. Want deze Jezus is door God uit de dood teruggeroepen en weer levend gemaakt. Wij hebben dat zelf gezien.

33. God heeft Hem nu een heel belangrijke plaats gegeven. God had beloofd om de Heilige Geest [ aan de mensen ] te geven. Dat is nu gebeurd: Jezus heeft de Heilige Geest van de Vader over ons uitgestort. Dat is wat jullie hier zien en horen.