BasisBijbel

Handelingen 19:9-27 BasisBijbel (BB)

9. Maar sommige mensen bleven koppig en eigenwijs. Ze wilden niet gehoorzamen aan wat hij hun leerde. Tegen de mensen die naar Paulus luisterden, bleven ze slechte dingen zeggen over de weg van God. Daarom ging Paulus bij hen weg en nam de leerlingen mee. Met hen sprak hij elke dag in de zaal van Tyrannus.

10. Dat bleef hij twee jaar lang doen. Zo hoorden alle Joden en Grieken in Asia het woord van de Heer.

11. En God deed heel bijzondere wonderen door Paulus.

12. De mensen brachten zelfs Paulus' zakdoeken en hoofddoeken naar de zieken toe. Als die op de zieken werden gelegd, werden de zieken gezond en gingen duivelse geesten uit hen weg.

13. Er waren ook een paar rondreizende Joden die duivelse geesten uit mensen wegjoegen. Ze waren [ op een keer ] zo brutaal om daarvoor de naam van de Heer Jezus te gebruiken. Ze zeiden: "Ik beveel je bij de Jezus over wie Paulus het heeft, om uit deze man weg te gaan!"

14. Het waren de zeven zonen van Sceva die dat deden. Sceva was een Joodse leider van de priesters.

15. Maar de duivelse geest antwoordde: "Jezus ken ik. Van Paulus heb ik gehoord. Maar wie zijn jullie?"

16. En de man in wie de duivelse geest zat, sprong op hen af en gaf hun ervan langs. Hij was zóveel sterker dan zij, dat ze zonder kleren en gewond uit dat huis moesten vluchten.

17. Alle Joden en Grieken die in Efeze woonden, hoorden ervan. En ze kregen diep ontzag voor Jezus en ze prezen Hem.

18. Heel veel mensen die in Jezus waren gaan geloven, kwamen naar Paulus en vertelden wat ze voor verkeerde dingen hadden gedaan.

19. Een paar mannen die vroeger aan toverij hadden gedaan, brachten hun toverboeken bij elkaar en verbrandden ze. Iedereen kwam kijken. Er werd geschat dat die boeken ongeveer 50.000 zilverstukken waard waren geweest.

20. Zo groeide het woord van de Heer snel en werd steeds sterker.

21. Hierna maakte Paulus plannen om door Macedonië en Achaje naar Jeruzalem te reizen. Hij zei: "En als ik in Jeruzalem ben geweest, moet ik ook naar Rome gaan."

22. Hij stuurde twee van zijn helpers, Timoteüs en Erastus, alvast naar Macedonië. Maar zelf bleef hij nog een tijd in Asia.

23. Rond die tijd ontstond er een grote rel rond het goede nieuws.

24. Want er was een zilversmid, Demetrius, die zilveren tempeltjes maakte. Die tempeltjes waren een afbeelding van de tempel van de godin Artemis in Efeze. Veel mensen verdienden goed aan de verkoop van die tempeltjes.

25. Demetrius riep die mensen en de andere zilversmeden bij elkaar en zei: "Mannen, jullie weten dat we door dit werk rijk zijn geworden.

26. Nu zien en horen jullie wat deze Paulus doet. Hij heeft een hele grote groep mensen omgepraat om niet meer in onze godin Artemis te geloven. Dat doet hij niet alleen in Efeze, maar in heel Asia. Hij zegt dat goden die door mensen worden gemaakt geen goden zijn.

27. Nu wordt Artemis nog in heel Asia en in de hele wereld als godin aanbeden. Maar door hem lopen we het gevaar dat ons beroep straks niet meer meetelt. Door hem zal over enige tijd de tempel van de grote godin Artemis niet meer belangrijk zijn en zal Artemis niet langer beroemd zijn!"