BasisBijbel

Handelingen 13:19-28 BasisBijbel (BB)

19. Toen heeft Hij in het land Kanaän zeven volken voor hen vernietigd en hun land aan zijn eigen volk gegeven.

20. Na ongeveer 450 jaar gaf Hij hun richters om hen te leiden. De laatste daarvan was de profeet Samuel.

21. Toen begonnen ze om een koning te vragen. God gaf hun toen Saul tot koning, de zoon van Kis, een man uit de stam van Benjamin. Hij regeerde 40 jaar.

22. Maar God verliet Saul. Daarna gaf Hij hun David tot koning. Van David heeft Hij gezegd: 'Ik heb David, de zoon van Isaï, gevonden. Ik houd heel veel van hem, want hij zal Mij in alles gehoorzamen.'

23. En God beloofde dat uit Davids familie de Redder van Israël geboren zou worden. En dat gebeurde ook. Dat was Jezus.

24. Maar eerst kwam Johannes. Hij vertelde aan het hele volk Israël dat ze weer moesten gaan leven zoals God het wil en dat ze zich moesten laten dopen.

25. Toen Johannes' taak bijna was afgelopen, zei Johannes: 'Ik ben niet wie jullie denken dat ik ben. Ik ben de Messias niet. Want de Man die jullie verwachten, moet nog komen. En ik ben het niet eens waard om zijn sandalen voor Hem los te maken.'

26. Broeders, zonen uit de familie van Abraham en aanbidders van God uit andere volken, luister. Wij brengen jullie het nieuws hoe alle mensen gered kunnen worden [ door Jezus ].

27. De bewoners van Jeruzalem en hun leiders hebben Hem niet willen geloven. Ze hebben gedaan wat de profeten die op elke heilige rustdag worden voorgelezen, van tevoren hadden gezegd: ze hebben Hem laten doden.

28. Eigenlijk was er geen wettige reden om Hem de doodstraf te geven. Maar toch hebben ze van Pilatus geëist Hem te laten doden.