2. Op de 21e dag van de zevende maand zei de Heer tegen Haggaï:
3. "Zeg tegen bestuurder Zerubbabel, hogepriester Jozua en de andere mensen:
4. Wie van jullie heeft gezien hoe prachtig mijn tempel vroeger was? Wat is daar nu nog van over? Vergeleken daarmee stelt het nu niets voor.