BasisBijbel

Haggaï 2:1-13 BasisBijbel (BB)

1. Op de 24e dag van de zesde maand van het tweede jaar dat Darius koning [ van Perzië ] was, begonnen ze met de herbouw van de tempel.

2. Op de 21e dag van de zevende maand zei de Heer tegen Haggaï:

3. "Zeg tegen bestuurder Zerubbabel, hogepriester Jozua en de andere mensen:

4. Wie van jullie heeft gezien hoe prachtig mijn tempel vroeger was? Wat is daar nu nog van over? Vergeleken daarmee stelt het nu niets voor.

5. Maar de Heer zegt: Houd moed, Zerubbabel! Houd moed, Jozua! Houd moed, volk! Ga aan het werk, want Ik ben met jullie, zegt de Heer van de hemelse legers.

6. Want Ik doe wat Ik heb beloofd toen Ik jullie uit Egypte bevrijdde. En mijn Geest zal bij jullie zijn. Wees dus niet bang.

7. Ik zeg jullie: over korte tijd zal Ik de hemel en de aarde, de zee en het land doen beven, zegt de Heer van de hemelse legers.

8. Ja, Ik zal alle volken doen beven en de kostbaarheden van alle volken zullen hier worden gebracht. Ik zal dit huis vullen met kostbaarheden, zegt de Heer van de hemelse legers.

9. Want van Mij is het zilver en van Mij is het goud, zegt de Heer van de hemelse legers.

10. Deze tempel zal mooier worden dan de vorige, zegt de Heer van de hemelse legers. En op deze plaats zal Ik vrede en redding geven, zegt de Heer van de hemelse legers."

11. Op de 24e dag van de negende maand van dat jaar, toen Darius twee jaar koning [ van Perzië ] was, zei de Heer tegen Haggaï:

12. "Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ga naar de priesters en vraag hun wat de wet zegt over het volgende.

13. Stel dat iemand een stuk van het heilige offervlees meeneemt in een punt van zijn mantel, en hij raakt met zijn mantel brood, groente, wijn, olijf-olie of ander voedsel aan. Wordt dat brood of andere voedsel dan heilig?" De priesters antwoordden: "Nee."